Verhaal

Henri Obstfeld was ondergedoken in Harskamp, Edeseweg 174

Door: Marcel Prins

Deze bijdrage is toegevoegd via AndereAchterhuizen.nl, waar verhalen van Joodse onderduikers in kaart worden gebracht.

In Harskamp aangekomen stapten we uit bij het huis van het Hoofd van de School met de Bijbel, en stelden ons aan hem, Jan Eshuis, en zijn vrouw Nel, voor. Schijnbaar wisten ze dat we zouden komen, maar niet dat er ook een klein jongetje mee zou komen. Ik werd voorgesteld als een neefje, dat zijn ouders tijdens het bombardement op Rotterdam in mei 1940, had verloren. Het ware verhaal werd hen zeker later wel verteld.
De winter van 1944 was erg lang en koud, met veel sneeuw, en er was niet genoeg te eten. Ik herinner me heel duidelijk dat ik met mijn pleegouders op ‘hongertocht’ ging: we liepen van de ene boerderij naar de andere, en mijn pleegouders vroegen of ze niet een paar aardappels of een ei voor hun jongetje konden krijgen. Vele mannen werden tegen het einde van de oorlog opgeroepen om een tankgracht te graven en een barrière te bouwen dwars over de weg naar Wekerom, ter hoogte van de Stroe Allée. Ik herinner me, dat de volwassenen deze oproep langdurig bespraken: zouden ze daar wel gehoor aan geven? En wat zouden de gevolgen kunnen zijn?
Met grote tegenzin werd er gewerkt. Grote boomstronken werden in de weg ingegraven, met een kleine opening voor fietsen en voetgangers, maar auto’s en tanks konden er niet door. De (anti-)tankgracht werd in de akker, die langs de weg lag, gegraven.

Elke zondagmiddag wandelden wij naar Wekerom, om Arnhemse vrienden, die daar ondergebracht waren, te bezoeken. Wij liepen altijd naar Wekerom omdat de vrouw van dit echtpaar in een invaliedenwagentje was. Zondag, 18 april was geen uitzondering. Na het middageten begonnen we onze wandeling. Voor we de barrière bereikten, kwam we langs Duitse soldaten, die zich langs de linker kant van de weg hadden ingegraven. Zij gaven aan, dat we aan de andere kant van de weg moesten gaan lopen. Daarna liepen we door de barrière. Tijdens de wandeling kwamen we niets en niemand tegen, en er was geen vee in de weilanden, maar dat viel ons pas later op!
Tot onze verbazing stond er een Canadees militair voertuig geparkeerd voor het huis, van onze vrienden. We waren dus van het bezette gebied in het bevrijde gebied terecht gekomen, zonder dat we daar iets van hadden gemerkt! Fantastisch!
Een van de Canadese soldaten wilde me een witte(!) boterham met boter(!) en met jam(!) geven., maar ik wilde die niet aannemen, omdat ik geleerd had dat je niets van soldaten aanneemt – Duitse soldaten uiteraard. Maar dit waren ‘goede’ soldaten: het mocht. ‘Nee, dank U’, zei ik, en de volwassenen lachten.
Omstreeks vijf uur zei mijn Tante dat het tijd was om terug naar huis te gaan, want we werden om zes uur voor de avondmaaltijd verwacht. De vraag was nu, of we over de hoofdweg terug zouden lopen, of over de landwegen. We deden het laatste. Ik herinner me dat we langs een boerderij kwamen, waar een Canadese tank bezig was het erf te verlaten. Maar dat grote voertuig kon niet tussen de palen van de hekken door en zo werd een van de twee vermorzeld! Vervolgens liepen we over het terrein van de modelboerderij, en weer de hoofdweg op. We kwamen weer langs dezelfde Duitse soldaten.
Ik herinner me niet wat er tijdens het avondeten besproken werd, maar je kan wel nagaan wat het onderwerp van gesprek geweest zal zijn. En toen begonnen de Canadezen plotseling te schieten. We hadden geen kans om ons ergens in ‘veiligheid’ te brengen. Het schieten duurde niet lang, want de Duitser namen al gauw de benen...
En zo waren we dan voor de tweede keer op een dag bevrijd!

Mijn pleegouders stuurden na onze evacuatie naar Harskamp in september 1944, een briefkaart met het niewe adres naar het laatst bekende adres van mijn ouders. Zij waren ondergedoken in een Froebelschool aan de Stoofsteeg in Haarlem.

Alle rechten voorbehouden