Deze bijdrage is toegevoegd via AndereAchterhuizen.nl, waar verhalen van Joodse onderduikers in kaart worden gebracht.
Isidoor Nathans was ondergedoken in Hommelsestraat, Arnhem
Alle vier de gezinsleden doken onder op een ander adres. Vader Emanuel dook onder bij dokter Beeke, een Arnhemse vrouwenarts, in een sjiek huis in Arnhem. Moeder Sientje kwam terecht bij de familie Nortman in Arnhem. Zus Ina dook onder in Ede bij kennissen van vader: de familie van Wijk. Ido werd verborgen bij de familie Sloss aan de Hommelsestraat in Arnhem.
Het gastgezin van Ido bestond uit meneer en mevrouw Sloss, een pasgeboren baby en de achtjarige dochter Dini. Meneer Sloss was goudsmid en werkte thuis. In de bovenwoning had hij een werkplaatsje en een bediende. Hij deed goede zaken.
“In die tijd lieten veel Nederlanders hun zilveren munten zoals rijksdaalders omsmeden tot gebruiksvoorwerpen en sieraden. Door oorbellen te dragen met de afbeelding van koningin Wilhelmina droegen ze uit dat ze pro Wilhelmina waren.”
Ido was in die tijd net overgegaan naar de vijfde klas van de lagere school, maar zat nu hele dagen binnen. Aan de schoolboekjes van Dini had hij niets, want zij was twee jaar jonger. Om de tijd te doden mocht hij meneer Sloss helpen in de werkplaats.
“In het begin is dat wel leuk. Ik poetste munten op met staalborsteltjes en ik mocht munten polijsten. Maar toen ik hele dagen meehielp was de lol er al snel af.”
Met meneer Sloss kon Ido wel aardig opschieten, in tegenstelling tot met mevrouw Sloss.
“In het half jaar dat ik bij hen ben geweest heeft ze niet meer dan drie woorden tegen mij gezegd. Ze was totaal niet hartelijk. Misschien had ze er gewoon geen zin in. Ze had natuurlijk ook een kleine baby. Ik weet nog goed dat ze het baby’tje borstvoeding gaf waar ik bij was. Dat heeft veel indruk op mij gemaakt als jongetje van tien jaar oud. Als de baby huilde moest ik vaak de kinderwagen heen en weer schommelen. Dag in dag uit. Dat weet ik nog goed.”
Tijdens zijn verblijf bij de familie Sloss hield Ido contact met zijn moeder door middel van de familie Nortman, waar zijn moeder ondergedoken zat. Als de heer Nortman langskwam met voedselbonnen gaf Ido vaak een briefje aan hem mee voor zijn moeder. Hierin schreef hij dat hij meehielp in de werkplaats en ‘moest maken dat de baby niet meer huilde’.
Uiteindelijk is Ido een half jaar bij de familie Sloss gebleven. Toen werd hij naar een ander adres gebracht.