Verhaal

Catherina Veffer-Appelboom

het eerste transport naar Sobibor

Op 2 maart 1943 vertrok uit kamp Westerbork een trein met 1105 mensen naar het toen onbekende vernietigingskamp Sobibor. Na een reis van drie dagen kwam de trein op 5 maart aan. Het was het eerste transport uit Nederland naar dit kamp. Nog 18 transporten zouden volgen tot het laatste transport op 20 juli 1943. 34.313 Joodse mannen, vrouwen en kinderen maakten de gedwongen reis naar dit gruwelijke oord in oost-Polen. In nog geen vijf maanden werden zij, op ongeveer duizend na, op de dag van aankomst vergast. Van de ruim 34.000 keerden slechts enkelen terug.

Het eerste transport werd, net als het tweede, uitgevoerd met een personentrein. Daarna gebruikte men goederenwagons. Van het eerste transport overleefde niemand. Opvallend is dat van de ruim elfhonderd mensen twee derde vrouw was en een derde man.

Catherina Veffer-Appelboom

Door: Mirjam Huffener
Alle rechten voorbehouden

Een grootmoeder uit de Transvaalbuurt

Catherina Veffer-Appelboom was gehuwd met Abraham Veffer. Abraham Veffer was diamantslijper en overleed in 1935. Het echtpaar kreeg drie kinderen, een zoon en twee dochters van wie er twee in de oorlog zouden omkomen. Catherina woonde op de Transvaalstraat 108, 1 hoog, in Amsterdam. Dit was dichtbij haar zoon Jonas en zijn gezin. Jonas was ook diamantbewerker.

Kleindochter Lotty vertelt

Kleindochter Lotty Huffener-Veffer, dochter van Jonas Veffer, herinnert zich haar grootmoeder als een vriendelijke en belangstellende vrouw. Altijd netjes en tot in de puntjes verzorgd. Lotty kwam geregeld bij haar grootmoeder op bezoek. Liefde voor muziek speelde een grote rol. Lotty kreeg les op de piano die vroeger bij grootmoeder thuis had gestaan en waar haar vader ook op had gespeeld. Vader Jonas speelde in een kwartet en nam zijn gezin regelmatig mee naar het Concertgebouw.

Weggehaald

Lotty herinnert zich de schok die het weghalen van haar grootmoeder Catherina teweegbracht nog heel goed. “Het was de eerste keer dat iemand van zo dichtbij werd weggehaald. Een enorme schrik was dat voor ons. En ook zo plotseling! Tegelijk met mijn grootmoeder werden veel meer mensen weggehaald, veel ouderen ook. Heel erg was dat.”

Westerbork - Sobibor

Catherina Veffer-Appelboom kwam op 23 februari 1943 in Westerbork aan en verbleef in barak 55. De hogere baraknummers dienden in deze periode als doorgangsbarak. Catherina moest direct met het transport van 2 maart mee en vond op 5 maart de dood in Sobibor. Haar zoon Jonas zou samen met zijn vrouw en hun jongste dochter volgen: gedrieën maakten zij deel uit van de kindertransporten uit Vught. Ze werden op 11 juni in Sobibor vermoord.
De jongere zus van Catherina, Roosje Groen-Appelboom, ging met hetzelfde transport naar Sobibor. De oudere zus, Rebecca Fransman-Appelboom, was al op 25 januari 1943 in Westerbork aangekomen en verbleef in barak 84 (de ‘oudeliedenbarak’). De beide zussen hebben elkaar dus mogelijk nog gezien. Broer Gerrit arriveerde twee dagen nadat Catherina naar Sobibor was gedeporteerd in Westerbork. Een week later ging ook hij - tegelijk met zus Rebecca - naar Sobibor, waar zij op 13 maart 1943 werden omgebracht.

Met medewerking van kleindochter Lotty Huffener-Veffer.

Alle rechten voorbehouden