Verhaal

Gezin Max Arthur Thalheimer

Max Arthur Thalheimer had met twee broers een succesvolle onderneming in Oehringen. Het gezin was welgesteld en woonde in een mooi huis. De kinderen groeiden met hun neefjes en nichtjes op als broers en zussen. Max was een veteraan uit de Eerste Wereldoorlog en had daarin de op een na hoogste onderscheiding ontvangen. Na de machtsovername van Hitler kreeg het gezin te maken met een virulent antisemitisme. In 1936 besloten Max en zijn echtgenote naar Stuttgart te verhuizen. Ze probeerden te emigreren naar de Verenigde Staten en verkregen in april 1940 een visum. Hun boot zou op 11 mei vertrekken vanuit Rotterdam. Door de inval van Duitsland in Nederland kwamen ze echter vast te zitten. Het gezin zat midden in het bombardement op Rotterdam. Al hun bezittingen gingen bij het bombardement verloren. Ze bleven ongeveer vier maanden in Rotterdam en konden toen naar Maastricht.

In 1942 werd het gezin naar Westerbork gestuurd. Ze mochten daar blijven omdat Max Arthur een veteraan uit de Eerste Wereldoorlog was. In augustus 1943 werd het gezin gescheiden. De ouders gingen als 'oorlogsveteranen' naar Theresienstadt, de kinderen bleven in Westerbork. In januari 1944 volgden de kinderen hun ouders naar Theresienstadt. In september 1944 werd het gezin weer gescheiden. Max Arthur werd met zijn jongste kind naar Auschwitz gestuurd. Zijn vrouw en dochter bleven in Theresienstadt. Max Arthur werd bij aankomst meteen vermoord. Zijn kind overleefde de oorlog. Trude Thalheimer werd uiteindelijk ook naar Auschwitz gedeporteerd en onmiddellijk vermoord bij aankomst.
USC Shoah Foundation, USC-SF nr. 03094 (interview Walter S. Thalheimer)

Van dit gezin is ook een JOKOS-dossier (nummer 36752) aanwezig op het Gemeentearchief van Amsterdam. Voor inzage is toestemming nodig van de stichting Joods Maatschappelijk Werk. Uit het JOKOS-dossier is bekend dat er een claim is ingediend voor vergoeding van waardevolle voorwerpen ingeleverd bij de roofbank Lippmann-Rosenthal (L-claim, nummer 11868/20112).