Hartog Kleinkramer en Cornelia Kleinkramer-den Hartogh woonden aan de Oostzeedijk 104c te Rotterdam. Zij hadden drie kinderen, waaronder een zoon Nathan Kleinkramer. Nathan was getrouwd met Sera Gerschtanowitz.
Hartog Kleinkramer is naar één van de joodse werkkampen, Wittebrink nabij Hummelo, gestuurd. Samen met zijn echtgenote, die uit het St. Franciscus Ziekenhuis te Rotterdam kwam, is hij via Westerbork naar Auschwitz op transport gesteld.
De drie kinderen en hun echtgenoten waren van plan naar Zwitserland te vluchten. Toen Nathan in het huis van zijn ouders enkele verborgen sieraden wilde ophalen is hij daar gepakt. De twee andere kinderen uit het gezin hebben de oorlog overleefd.
In het archief van de Stichting Sieraden-Comité liggen onder meer een lijst van geroofde sieraden, een verklaring onder ede en een verklaring van erfrecht uit 1959.
NIOD, Archief Stichting Sieraden-Comité, film 581, nr 1248, dossier 79
Van dit gezin zijn ook JOKOS-dossiers (nummer 6618 en 6620) aanwezig op het Gemeentearchief van Amsterdam. Voor inzage is toestemming nodig van de stichting Joods Maatschappelijk Werk. Uit het JOKOS-dossier is bekend dat er een claim is ingediend voor vergoeding van waardevolle voorwerpen ingeleverd bij de roofbank Lippmann-Rosenthal (L-claim, nummer 6473/14812).