Een buurman van het gezin Matz herinnerde zich het volgende: In de parterre van het huis van Leo Matz waren twee kamers ingericht voor hun winkel in foto-artikelen. Vrouwtje Matz-Emmering had hier het beheer over en bediende de klanten, terwijl meneer Matz in de regel op reis was. Leo Matz had al eerder, vermoedelijk in de Eerste Wereldoorlog, in een concentratiekamp gezeten in Kiev. Hij wist te ontvluchten en wilde naar Nederland. Toen hij tenslotte na zijn lange, lange wandeling ergens een kraakheldere was aan de lijn zag hangen, wist hij dat hij nu waarschijnlijk in Nederland zou moeten zijn en dat was ook zo. Hij begon een handel in fotografische artikelen en richtte vervolgens de zaak op. In de Tweede Wereldoorlog kreeg hij maagklachten. Toen de dokter hem vroeg of hij zorgen had, ontkende hij dat ten stelligste: "Nee dokter, ik heb mijn maatregelen al genomen. Ik heb mijn kapitaal naar Amerika overgebracht."
Bijnja Matz was een wat schuchter kind, erg bescheiden, maar had toch wel enig contact met de buurkinderen. Toen zij hoorde dat een van de buurmeisjes les gaf in handenarbeid, kwam ze vragen of zij daar ook deel aan mocht nemen. Dat was natuurlijk goed.
De avond voordat de familie Matz weggevoerd zou worden gaf mevrouw Matz de buurman ƒ5000 in bewaring. De heer Matz gaf de slager een som geld om daarvoor periodiek vlees en vleeswaren naar Westerbork te sturen.
Toevoeging van een bezoeker van de website
Van dit gezin is ook een JOKOS-dossier (nummer 53509) aanwezig op het Gemeentearchief van Amsterdam. Voor inzage is toestemming nodig van de stichting Joods Maatschappelijk Werk.