Op 26 juni 1943 maakte Philip Mechanicus in Westerbork de volgende aantekening in zijn dagboek:
'De lieveling van de barak is eergisteren gestorven, ook een negentigjarige: opa Knorringa. Maanden geleden werd hij binnengebracht met een oudemannetjeskwaal. Maar anders nog een ferme kerel: een boer uit Uithuizermeeden. Een kerel met een gezonde ronde kop (...), met trouwhartige, argeloze blauwe ogen. Een man met een natuurlijke beschaving, goede manieren, een ontwapenende kinderlijke openheid. Met een taaltje even smeuïg als karakteristiek, een stem knetterend als een zevenklapper. Hij aanvaardde zijn lot dapper en gaf zich aan de broeders over in het geloof, dat hij in goede vertrouwde handen was. Voor elke attentie die hem werd betoond (...), toonde hij zich dankbaar als een aanhankelijk kind. (...) Hij placht bewogen uitdrukking te geven aan zijn dankbaarheid: 'Uw-is weldoener der mensheid. God zal u zeker daarvoor belonen.' (...) Opa had voor ieder een goed woord, het woord van de in zorg en kommer wijsgeworden man, die zijn kinderlijke eenvoud en geloof behouden had. Als hij toornde tegen tekortkomingen of onachtzaamheden, tegen gebrek aan hygiënisch begrip, vlamde edele verontwaardiging door zijn stem, alsof de gehele mensheid beledigd en geschandaliseerd was. Hij had zelf met het leven afgerekend en zag de dood rustig en bedaard, als een verlossing tegemoet; maar hij was bezorgd voor zijn kleinzoon, wie het grote, gevaarlijke transport boven het hoofd hing. Roerende taferelen bij het bezoek: (...) Het jong klemde zich aan de grootvader vast als aan een beschermengel. Het lot week voor de bezwering van de grijsaard niet terug: de jongen ging de harde weg, die zovelen vóór hem moesten gaan. (...) De oude, fikse man ging kwijnen, zijn psychische krachten namen snel af, het hart weigerde zijn diensten. Het dodenmasker weerspiegelde een reine, gave, goede mensenziel. Zo oud als hij was, was hij de Benjamin van de barak geweest. (...) De lieveling van allen was heengegaan.'
Philip Mechanicus, In dépôt. Dagboek uit Westerbork (vierde druk, Amsterdam 1989) 57-58