Abraham ging van 8 september 1903 tot 11 juli 1912 naar de Groningse dovenschool. Volgens de gegevens van de school was hij doof geboren.
Abraham had dove ouders: Eliazer van Kolm (1861-1938) en Schoontje Roeg, en een dove zus: Betje van Kolm. Zijn vader was straatventer van beroep. Abraham leerde schrijnwerken en werd meubelmaker van beroep.
Abraham trouwde op 20 augustus 1919 met Betje Ketellapper, zij was horend. Samen kregen zij drie zonen: Zacharias van Kolm (1920-1942), Eliazar van Kolm (1923-1942) en Herman van Kolm (1930-1942).
Abraham was volgens de ledenlijst van 1934 lid van de Amsterdamse dovenvereniging Guyot. Hij staat tevens vermeld in het huldeblijk aan Hartog Zegerius, bij zijn 25-jarig bestuursjubileum.
Abraham was voorzitter van het hoofdbestuur van de Amsterdamse sportvereniging ADSV, zoals te lezen valt in het juninummer van 1936 van het tijdschrift ANDOR. Hij zette zich volgens de notulen van de voetbalclub Amstelstad uit 1940-1941 er onder andere voor in dat de sporters van ADSV naar de spelen in Parijs zouden kunnen gaan. Inderdaad valt in het augustus/septembernummer van 1937 van ANDOR een verslag te lezen van de prestaties van de Hollandse zwemmers bij de internationale wedstrijden in Parijs. Abraham staat vermeld als leider van het gezelschap.
De leden van ADSV noemden Abraham “Pa”. Abraham regelde ook dat de voetballers naar het 150-jarig bestaan van de Groningse dovenschool gingen. Zelf hield hij daar, in zijn hoedanigheid als voorzitter van de Nederlandse Dovensportbond een toespraak.
In het meinummer en oktobernummer van 1939 van ANDOR staat een verslag van de reis van de voetbalclub naar Brussel, een reis waar Abraham een touringcar voor regelde. Abraham had blijkbaar veel internationale contacten op sportgebied want in het novembernummer van 1939 staat vermeld dat hij van de Belgische sportverenigingen een verslag kreeg van de Olympische Spelen van doven in Zweden. De Nederlandse dove sporters waren hier niet naar toe gegaan vanwege: “de erge toestand, welke er omstreeks die tijd heerste”.
Gedurende het jaar 1940-1941 trad Abraham af als voorzitter van ADSV, en trad hij toe tot het bestuur van Amstelstad.
In het aprilnummer van 1936 van het tijdschrift ANDOR is te lezen dat Abraham bestuurslid was van het Guyotfonds, dat financiële steun verleende aan doven. In het novembernummer van 1936 staat hij vermeld als voorzitter van het Guyotfonds.
Abraham van Kolm was in 1937 werkloos en schreef in het maartnummer van ANDOR een pleit dat er werk moest komen voor doven. Hij was van mening dat de Nederlandse Bond van Doofstommen Verenigingen (NBDV) beter haar best moest doen om werk te vinden voor doven bij grote bedrijven als de Scheepsbouwmaatschappij, Fokker en Philips. Want, schreef hij: “Wij werklozen zijn het werkloos zijn moede”.
In het maartnummer van 1938 van ANDOR staat een rouwadvertentie voor de vader van Abraham: Eliazer van Kolm, die op 76-jarige leeftijd overleden was.