Verhaal

DE JOODSCHE KRONIEK

Door: Frits Slicht

Onderstaand artikel verscheen ook in de Misjpoge, nr. 4 - 2017.

Het eerste nummer van De Joodsche kroniek, 1 maart 1912.

Op 1 maart 1912 verschijnt een nieuw Joods weekblad: De Joodsche Kroniek. In het eerste nummer wordt in een lange inleiding uitgelegd wat het doel is van De Kroniek.
Onder de kop: “Bij het eerste nummer van ons blad”, maakt de redactie duidelijk wat de meerwaarde is van De Kroniek. Gezien de inleiding was er nogal wat scepsis:
“Dus ge meent naast al de bestaande Joodsche blaadjes te kunnen leven? Ge meent dat die kleine kring Joodsche cultuur lezende Joden IN Nederland nog niet genoeg aan zijn Joodsche pers heeft en daarom nog meer Joodsche courantengeschrijf behoeft? Ge meent nog iets te kunnen uitwerken te nutte van het Jodendom naast al die anderen, die immers ook in trouwe en in waarheid, met warmte en toewijding voor het Jodendon werken door hun jounalistieken arbeid? Ge meent gelezen te zullen worden in grooten Joodsche kring? Ge meent in waarheid iets nieuws, iets goeds te kunnen? Ge meent …..?
Zoo zullen onze bladen bij hun eerste verschijnen door menigeen begroet worden. Zoo ongeveer zullen ze, hier wellicht met spottenden, daar met meewarigen, ginds met onverschilligen, - ja, op een enkel plekje wellicht met vijandigen - woordkeus en stemklank zich ‘het welkom’ toegevoegd zien."

De Joodsche kroniek was verkijgbaar bij de volgende boekwinkels in Amsterdam.

De redactie is duidelijk van mening dat zij met De Kroniek de scepsis weg kunnen nemen, die pretentie hebben zij in ieder geval wel. Zij stellen een vijftal eisen waaraan ‘een goed Joodsch blad’ met voldoen.

1) De eerste eis is dat de lezer én de lezeres van al wat belangrijk is van en voor het Jodendom en haar belijders op de hoogte worden gehouden. Gezien de ‘weergaloze uiteenspatting’, zoals zij het noemen, moet beseft worden dat er geen volk is dat meer een gesloten eenheid vormt dan het Joodse omdat: “het Tourowoord van zijn Goddelijke Meester het gansch met vasten gouden band omslingert”.
2) De tweede eis is dat het alle belangrijke gebeurtenissen in de wereld vanuit een Joods standpunt zal beschouwen en waarderen. Met daarbij de belangrijke aantekening:
“Het spreke uit, onbevooroordeeld, objectief, zonder persoonlijke consideratieën, het oordeel van het standpunt des Jodendoms, zonder links of rechts te zien, alleen naar ’t woord des Jodendoms en zijn historie, naar de daad zijner practische vervulling.”
3) Ten derde moet het blad een lerende functie hebben, een opvoedende functie. Het blad dient een opmaat te zijn, een maatstaf voor ‘bewust Joodsch leven’.
4) In de vierde plaats is het belangrijk dat het blad er voor iedereen moet zijn. Een ieder moet zijn of haar mening moeten kunnen geven in het blad, eventueel met ‘een redactioneel nootje’. Het blad als ontmoetingsplaats van meerdere meningen.
5) Tot slot wil het blad zich bezighouden met de resultaten van de grote wetenschap en dit op een voor de lezer begrijpelijke manier uitleggen.
“Het wil alle wetenschap bevorderd zien en hooger gestegen, omdat het terrein der Goddelijke waarheid door echte wetenschap al grooter en grooter wordt.”
Vanzelfsprekend gaat het hier ook om ‘Joodsche wetenschap’, de wetenschap die van groot belang is voor een Joods blad. Joods geloof kan niet zonder Joods weten.

Voorbeeld van een inhoudsopgave, De Joodsche Kroniek.

Het blad wil ‘een Joodse Kroniek’ zijn, naar het voorbeeld van ‘de schrijver van het boek der Joodsche Kronijken’. Net als deze ‘kronijkschrijver’ gaat het hier om meer dan beschrijving van de geschiedenis, het gaat om:
“….. lezing en leering van tijdgenoot en nageslacht. Zoo worde onze ‘Joodse Kroniek’ ook een boek van historie, niet enkel nuchter de gebeurtenissen mededeelend, maar ook zeggend van Joodsch gezichtspunt uit, of ze juist of niet ons voorkomen. Zoo de geschiedenis bechrijvend tot lezing en leering van tijdgenoot en nageslacht.”

De Kroniek en ‘de pers’
Het is aanvankelijk de regionale pers die bericht over het nieuwe weekblad. Het zijn ‘De Delftsche Courant’ en ‘De Provinciale Geldersche en Nijmeegsche courant’ die overigens exact hetzelfde bericht plaatsen. Er is een comité gevormd ter vorming van een nieuw Joods blad, schrijven beiden. Heel veel vertrouwen heeft men niet. Twee eerdere pogingen om een modern Joods blad uit te geven zijn ook al mislukt.

Het Algemeen handelsblad van 7 juni 1912.


Het Algemeen Handelsblad maakt op een iets andere manier melding van de verschijning van De Kroniek. Zij melden de doelstelling, maar dan wel heel erg kort samengevat: “Het blad wil zijn lezers op de hoogte houden van al het belangrijke dat op den aardbodem met het Jodendom en zijn belijders geschiedt.”
Vervolgens gaat het Algemeen Handelsblad zeer uitgebreid in op een Amsterdamse ‘quaestie’ die in De Kroniek wordt aangekaart. Waarom is het Joodse woningzoekenden zo moeilijk om een woning te huren, waarom worden zij door woningeigenaren geweigerd?
Een dergelijke overname en bespreking van artikelen ben ik bij de andere door mij bekeken weekbladen niet tegengekomen. Het blijft niet bij deze ene keer. Later komen er nog enkele artikelen die verwijzen naar een in De Kroniek verschenen artikel.
Ik geef nog een voorbeeld van een dergelijke verwijzing. Het gaat om een artikel uit De Nieuwe Rotterdamsche Courant met als onderwerp ‘Het Joodsche Jargon als officiële taal’. In grote lijnen gaat het om het volgende. Er is een jonge man die in Zürich een toelatingsexamen moet doen voor de handelsschool. Voor het examen moet hij twee talen spreken, het Hoogduits is verplicht. Helaas is hij deze taal onvoldoende machtig. Hij verzoekt daarom ‘het Jargon’ als moedertaal te mogen gebruiken en het Hoogduits als vreemde taal. De schoolcommissie geeft daarvoor toestemming. De jongeman, Chajim R., schrijft een opstel in het Jargon. Dit opstel wordt door de examinator, Dr. Farbstein, beoordeeld als positief. Conclusie, het Jargon werd als officiële taal erkend! Dit is allemaal te danken aan de liberale opvattingen van de schoolcommissie.
De laatste vermeldingen over De Kroniek gaan over het einde van het weekblad. Het Algemeen Handelsblad komt al op 19 december 1912 met de mededeling dat De Kroniek opgehouden heeft te bestaan. Dit bericht wordt in de diverse regionale kranten overgenomen.
In januari 1913 is er een kort berichtje dat er pogingen worden ondernomen om De Kroniek een doorstart te laten maken. Ongeveer twee weken later meldt De Delftsche Courant echter dat het doek voor De Kroniek definitief is gevallen. Alle pogingen om De Kroniek nieuw leven in te blazen, zijn mislukt. De redenen voor het niet langer verschijnen van De Kroniek zijn onbekend. Hooguit valt uit de laatste berichten af te leiden dat er onvoldoende financiële middelen waren.

Bestuursleden van Achawah, Bond van Isr. Godsdienstonderwijzers, De Joodsche Kroniek, 1912.

De overgang naar het courantenformaat
Wat wel een duidelijk signaal is, is het feit dat de laatste nummers van De Kroniek in een ander formaat worden gedrukt. De reden voor deze formaatwijziging wordt uitgelegd in het eerste nummer dat in ‘courantenformaat’ wordt gedrukt. Er zijn meerdere klachten binnengekomen meldt ‘de administratie’. Zo waren er klachten over het glimmende papier dat slecht leesbaar zou zijn onder lamplicht en dat slechts één persoon tegelijk het blad zou kunnen lezen. De voornaamste klacht komt echter van de adverteerders. Zij klagen over het feit dat hun advertentie pas op bladzijde 3 of 4 van de omslag terug te vinden zou zijn. Ook een rol speelde het gebrek aan ruimte in het blad waardoor het regelmatig voorkwam dat artikelen of advertenties niet geplaatst konden worden. Dankzij dit grotere formaat, in meerdere losse katernen, zou het allemaal opgelost worden.
Deze mededeling gaat verder met het aanprijzen van het blad en het feit dat zij de enige zijn met eigen correspondenten in Palestina, Noord-Amerika, Rusland, Duitsland en Engeland. Tot slot, in een kleine bijzin, nog de melding dat het ‘courantenformaat’ goedkoper is.
Mijns inziens komen we daarmee weer terug bij de eerder door mij veronderstelde financiële problemen. Er zijn enkele nummers in het courantenformaat gedrukt en ook bewaard. Omdat het formaat groter is dan de eerdere nummers en omdat er goedkoper krantenpapier is gebruikt, zijn deze nummers eigenlijk onbruikbaar. Om ze toch in de gebonden uitgave mee te nemen, zijn de laatste nummers opgevouwen ingebonden.

De Joodsche Kroniek en het NIW
Wat ook nu weer opvalt, is het afzijdig blijven van Het Nieuw Israëlitisch Weekblad (NIW). Geen enkel commentaar is er terug te vinden. Het enige wat het NIW nog wel doet, is het opnemen van enkele advertenties.

Het NIW van 14 juni 1912.

Oproepen en vacatures zijn het, met de vermelding dat geïnteresseerden zich kunnen wenden tot het Bureau van De Joodsch Kroniek. In april 1937 is er nog wel een advertentie van uitgeverij Joachimsthal, alle nummers van De Joodsche Kroniek zijn te koop, in een gebonden uitgave! Maar waarom dan geen enkel bericht? Mogelijk heeft dit te maken met het conflict tussen de toenmalige hoofdredacteur van het NIW, Philip Elte, en de hoofdredacteur van De Joodsche Kroniek, Justus Tal. Felle vijanden waren het, memoreert de rabbijn Van Gelder uit Utrecht in een artikel in het NIW van 13 januari 1967. Het artikel verwijst naar het boek: 100 jaar NIW (van I. Lipschits) met daarin vele herinneringen van lezers van het NIW. Rabbijn Van Gelder vertelt de volgende anekdote: “Toen op een donderdagavond in 1912 de weleerwaarde heer L.H. Sarlouis in de Nieuwe Sjoel werd geïnstalleerd tot rabbijn van de Nederlandsch Israëlitische Hoofdsynagoge te Amsterdam, konden degenen, die bij de extra sjoeldienst aanwezig waren, aan de uitgang het nieuwe nummer van De Joodsche Kroniek kopen waarin de intreerede van de nieuwe rabbijn in extenso was afgedrukt. Elte was - voor de zoveelste keer - woedend over deze stunt. De volgende week bevatte het NIW een, zoals toen gebruikelijk, uitvoerig verslag van de plechtigheid. Toen alle voorgaande punten van het programma van de bijzondere dienst waren „verslagen", ging het stuk aldus verder: ,Hierna hield de nieuwe rabbijn zijn intreerede, aan de hand van het Bijbelvers . . . . Verder over de rede geen woord."

De Redactie
De redactie van De Joodsche Kroniek was gevestigd aan de Nieuwe Amstelstraat 9. Voor zover valt na te gaan, was dit geen kantoorpand, maar een gewoon woonhuis. Zo woonde bijvoorbeeld in 1914 op dit adres (het bovenhuis) de kleermaker Machiel Bromet en zijn gezin (vrouw, kinderen en verschillende familieleden). Later zou hij verhuizen naar de Retiefstraat. Zijn zoon was de bekende en veel geprezen zanger: Simon Gerard Bromet. Op huis, de begane grond, woonde de koopman Eliasz Perlberg. Later verhuisde hij naar de Alexanderstraat.

De hoofdredacteur is Justus Tal, de latere Opperrabbijn van Utrecht en Drenthe (vanaf 1918). Maar in 1912 woonde en werkte Justus Tal nog in Amsterdam. Waar hij woonde, is helaas onbekend. In 1917 wordt hij benoemd tot Opperrabbijn van Utrecht en Drenthe. In 1942 keert hij vanuit Utrecht terug naar Amsterdam en gaat wonen in de Den Texstraat 26 (bovenhuis), in 1943 verhuist hij naar de Kraaipanstraat 6 boven.
In 1924 maakt Justus Tal deel nog uit van de redactie van het tijdschrift De Vrijdagavond. Hij heeft slechts een jaar in de redactie gezeten. Na een jaar wordt hem min of meer verzocht te vertrekken. aangezien hij weigerde rekening te houden met de interesses van het lezerspubliek. Overigens heeft Justus Tal bij meerdere Joodse tijdschriften een rol gespeeld. Een uitgebreide biografie van Justus Tal is te lezen via het Biografisch Woordenboek van Nederland:1880-2000.

Behalve Justus Tal zijn geen andere namen van redactieleden bekend.
Er is nog wel de naam van de directeur uitgever: M.H. Brander Jr. Het gaat hoogstwaarschijnlijk om Mozes Brander, zoon van Hartog Mozes. Deze Mozes Brander is geboren op 16 juni 1876 en was volgens zijn gezinskaart achtereenvolgens: stempelmaker, handelsreiziger en vertegenwoordiger. Hij woonde tussen 1910 in 1913 aan de Raamgracht. In 1910 is er een M.H. (ook: H.M.) Brander die aan de Groenburgwal 41 een advertentiebureau heeft. Het bureau verhuist later naar nummer 47. Dit laatste adres vond ik in het Nieuwsblad voor den Boekhandel. Op dit adres staat een Hartog Brander ingeschreven en ook een vrouw: Rachel Brander – Nunes Nabarro. Deze Rachel is de vrouw van Mozes Brander! In hetzelfde tijdschrift voor de boekhandel vond ik een artikel met een verwijzing naar het Internationaal Bureau voor Auteurs recht én een M.H. Brander jr. Hij is vertegenwoordiger van: ‘James B. Pinker and Son’ (literair agent in Londen), adres: Tulpstraat 3 III. Mozes Brander is dan al weduwnaar, zijn vrouw Rachel is in 1930 overleden. De laatste maanden die Mozes in Amsterdam woont, woont hij in Pension Jessurun in de Van Eeghenstraat 44 boven. In 1942 wordt hij afgevoerd naar Auschwitz en op 14 september 1942 vermoord.

De Inhoud van De Joodsche Kroniek
Inhoudelijk verschilt de Kroniek van De Joodsche Prins. Dit blijkt al uit de verklaring van de redactie in het eerste nummer. Het Joodse geloof, het Joodse leven staat voorop. Hoewel De Joodsche Prins ook een Joods karakter had, was het veel algemener van aard. Misschien is breder in dit verband een beter woord. De Joodsche Prins had ook aandacht voor allerlei soorten verenigingen en theater, onderwerpen die je bij De Kroniek niet veel zou tegenkomen. Een reportage over een turnvereniging (Kracht door Oefening) ben ik bijvoorbeeld niet tegengekomen. Afzetten tegen De Joodsche Prins was overigens niet aan de orde, aangezien die pas in juli 1912 haar eerste nummer liet verschijnen.
De Joodse pers was breed en omvangrijk. Veel organisaties of verenigingen gaven eigen bladen of tijdschriften uit. In het NIW van 27 juni 1952 heeft een redacteur of medewerker onder de titel: “Uit de geschiedenis van de Nederlands-Joodse pers” een lang artikel geschreven met daarbij een alfabetisch overzicht (van Achawah tot Het Zweepje) van de Joodse pers. Helaas is niet opgenomen in welke tijd deze verschenen, daarvoor verwijs ik naar het ‘Centrum voor het Onderzoek van de Geschiedenis van het Nederlandse Jodendom’. Hier hetzelfde overzicht, maar dan met de periode waarin zij zijn verschenen.

Advertenties

Voorbeeld van diverse advertenties uit: De Joodsche Kroniek, nr. 28 van 6 september 1912.


Wat direct opvalt aan De Joodsche Kroniek, is het grote aantal advertenties. Er zijn zelfs speciale pagina’s met alleen advertenties. Elk nummer zat in een speciale omslag, steviger en witter, met deze advertenties. Deze advertenties zijn daarnaast ook nog eens in elk nummer opgenomen, dubbel dus. In de versie die bij de Universiteitsbibliotheek ligt, zijn deze omslagen bewaard, bij de versie van het Internationaal Instituut voor Sociale geschiedenis (IISG) ontbreken deze. In het geval van De Kroniek zijn er genoeg redenen om deze advertenties nader te bekijken. Ten eerste zijn het soms heel bijzondere en mooi uitgevoerde advertenties. Daarnaast gaat het in de meeste gevallen om Joodse winkels, bedrijven of instanties.
Veel andere afbeeldingen zijn er niet. Ik denk dat er in alle nummers niet meer dan 40, hooguit 50, foto’s terug zijn te vinden. Ook langere artikelen zijn een zeldzaamheid. Ik vermoed dat het artikel over Achawah, de Bond van Israëlitische Godsdienstonderwijzers, zondermeer het langste artikel is. Het betreft een lang verslag over de jaarvergadering in juli 1912. Gezien de woorden van de redactie in de inleiding een begrijpelijke keuze om over het Israëlitische onderwijs te schrijven.

Correspondenten
Maar als lange artikelen al een zeldzaamheid zijn, wat is er dan wel terug te vinden in De Kroniek. Vooral heel veel korte binnenlandse en buitenlandse berichten, onder de namen: Kroniek van het Buitenland en Kroniek van het Binnenland. Opvallend zijn ook de ‘Brieven’. Zo zijn er Haagsche- en Groningse Brieven, maar ook de Portugeesche Brieven. Namen van de schrijvers worden nooit genoemd, altijd wordt gesproken over ‘onze correspondenten’. Behalve deze brieven is er ook een brievenrubriek voor de lezers, de abonnees.
Verder zijn er uitgebreide notulen en verslagen van de Kerkvergaderingen uit diverse regio’s én richtingen. Met richtingen bedoel ik de twee hoofdstromingen met enerzijds de Nederlands Israëlitische Hoofdsynagoge en anderzijds de Portugees Israëlitische Gemeente.

Van Hasselt & Van Loen: Groningsche Brief, De Joodsche kroniek, 1912.

Feuilletons
Net als bij de eerder genoemde artikelen zijn de opgenomen feuilletons voor een belangrijk deel anoniem of voorzien van een niet te achterhalen naam of pseudoniem. Zo is er een Ben Berieth met de serie “Joodsche Schetsen” en een zekere Judaeus met “Genezen”. De enige naam die in heb kunnen traceren is die van een Dr. M. Lehmann. Het gaat om het feuilleton “Onmogelijk”. Dit moet dan uit het Duits zijn vertaald aangezien het gaat om een Dr. M.Lehmann uit Mainz. In een artikel uit het NIW van 20 december 1929 wordt hij op een lijn gesteld met de publicaties van de beroemde rabbijn S.R. Hirsch en van Dr. Israel Hildesheimer. Twee schrijvers worden slechts met een initiaal aangeduid.
Twee rubrieken die nog het vermelden waard zijn, zijn het ‘Paedagogisch gedeelte’ (opvoedkundig in de brede zin van het woord) en de Kindercourant.

De Kindercourant, rubriek uit De Joodsche Kroniek.

Voorbeeld van het zgn Paedagogische gedeelte uit De Joodsche Kroniek.

Het NIW van 09-04-1937: Te koop, via Joachimsthal, De Joodsche Kroniek compleet in geboden uitgave.

Helaas is het notensysteem niet 'overdraagbaar' naar de website, bij deze de gebruikte bronnen:

De Delftsche Courant van 22-02-1912
De Provinciale Geldersche en Nijmeegsche Courant van 23-02-1912
Het Algemeen handelsblad van 02-03-1912
Nieuwe Rotterdamsche Courant van 13-05-1912
Provinciale Drentsche en Asser courant van 03-01-1913
De Delftsche Courant van 19-01-1913
De Joodsche kroniek van 06-12-1912
Het NIW van 13-01-1967
http://resources.huygens.knaw.nl/bwn/BWN/lemmata/bwn4/tal
Gezinskaart SAA
Nieuwsblad voor den Boekhandel, jr.89, 1922, nr. 5, 17-01-1922
Nieuwsblad voor den Boekhandel, jr.103, 1936, nr. 59, 20-10-1936
http://dutchjewry.com/files/pdf/DJ_microfiche_periodicals.pdf
Het NIW van 20-12-1929

Media bestand