In de zomer van 1942 kwam het “stempel Bolle” in omloop, dat de naam droeg van de algemene secretaris van de Joodse Raad en een dekking moest verschaffen aan belangrijke personen; het vermocht overigens deze secretaris zelf niet te vrijwaren voor een betrekkelijk vroegtijdige wegvoering, Van 30 Juli 1942 is een door deze Bolle ondertekende circulaire bewaard gebleven, die de plaatselijke hoofdvertegenwoordigers van de Joodse Raad verzocht, ‘een zéér nauwkeurige en niet meer te rectificeren opgaaf’ te sturen van onmisbaren ‘in volgorde van onmisbaarheid’; kwamen er teveel, dan zouden de ondersten worden geschrapt. Men weet het: devil take the hindmost. Gezinsleden mochten erbij, maar meer dan 20% van alle in de betrokken gemeente wonende Joden was niet toegestaan; waar het ‘apparaat’ beneden deze maat bleek, kon men het op ‘de gewenste grootte brengen’. Vijf groepen waren gespecificeerd, de eerste gevormd door functionarissen van de Joodse Raad, de tweede door die van de Joodse Gemeente. Enzovoorts. Het is duidelijk dat hiermee al het afschuwelijke bederf van de zelf verrichte discriminatie volledig vrij spel kreeg in het Nederlandse Jodendom: het veroorzaakte een morele ontwrichting van waaruit men van kwaad tot erger verviel. |
In een brief van 3 augustus 1942 wees prof. Cohen de Amsterdamse Beauftragte op de moeilijkheden, ontstaan door het tewerkstellen van medewerkers van de Joodse Raad; deze zou er haast niet meer toe in staat zijn, ‘die von den deutschen Stellen auferlegten Verpflichtungen zu erfüllen’. Daarom verzocht prof. Cohen, de voor deze arbeid onontbeerlijke personen voorlopig van de Arbeitseinsatz vrij te stellen of, voorzover opgeroepen, uit de kampen los te laten om ‘sich wieder ihrer früheren Arbeit zu widmen’. Lijsten van deze onontbeerlijken lagen al klaar.
Van 7 september is een ongetekende opdracht bewaard gebleven, ‘binnen 8 à 10 dagen’ lijsten van alle medewerkers van de Joodse Raad te maken - en wel in tienvoud. Deze lijsten dienden verder te bevatten de namen van de medewerkers in dienst van de Joodse Gemeente, Joodse inrichtingen, Joodse scholen en Joodse (toegestane) winkels; bij deze laatste het dringend nodige personeel. ‘Deze lijsten zullen de basis vormen voor alles wat gesperrt wordt’. De opdracht gold ook voor de provincie; de opgaven dienden ook de namen van de vrouw en de kinderen beneden de 16 jaar te bevatten.
Op 16 en 18 september kwam Bolle nog eens op zijn circulaire van 30 juli terug en drong aan op toezending van nieuwe lijsten, ter aanvulling of correctie van de voorafgaande; men mag wel aannemen, dat dit alles de grondslag gevormd heeft voor de verlening van de stempels ‘bis auf weiteres freigestellt vom Arbeitseinsatz’, welke na 28 september werden uitgedeeld in een tempo van ongeveer 800 per dag; de uitdeling zelf was al eerder aangevangen.
Bron: Ondergang deel I van dr. J. Presser, de “Bollebrief” blz. 287 en 288-289