Jacob Schilt, geboren op 7 Maart 1893 in Amsterdam, was een zoon van Abraham Schilt en Fijtje Dreese, die beiden al respectievelijk in 1920 en 1921 zijn overleden. Hij werd geboren in een gezin van in totaal 11 kinderen: de eerstgeboren dochter Debora overleed 2 Augustus 1882, slechts 3 ½ maand oud en is begraven op de Joodse Begraafplaats Zeeburg in Amsterdam. Van Jacob’s zus Debora (1884) is bekend dat zij met haar man en dochter de Holocaust fhebben overleefd. Van zijn broers Philip (1885), Lucas (1887), Marcus (1894) en Jonas (1899) is verder niets bekend. Van de andere broers en zusters van Jacob Schilt, t.w. Rebecca (1883), Rachel (1886), Henriette (1890), en Willem (1892) is bekend dat zij tijdens de Sjoa zijn vermoord.
Voor zijn huwelijk was Jacob Schilt al werkzaam als diamantslijper. In 1908 vertrok hij van Amsterdam naar Antwerpen. Hij trouwde echter in Amsterdam op 1 Maart 1922 met Raatje Canes, een dochter van Levie Canes en Sara Roodveldt. Voor zover bekend had het echtpaar één zoon, Louis, die op 2 November 1934 in Amsterdam werd geboren. Door zijn werk in de diamantindustrie pendelde Jacob met zijn vrouw en kind verschillende keren heen en weer tussen Amsterdam en Antwerpen.
Na hun huwelijk in 1922 woonde het echtpaar eerst nog in de Danie Theronstraat 10 in Amsterdam, maar vertrokken in 1927 naar België waar zij in Borgerhout woonden. Op 2 September 1932 keerden zij terug naar Amsterdam waar zij in de Uithoornstraat 10 terecht kwamen. Maar op 11 November 1938 verhuisde het gezin opnieuw naar België, naar de Berkellaan 103 in Berchem. In Maart 1941 was het gezin weer terug in Amsterdam, in de Alexanderstraat 6, verhuisde in diezelfde maand nog naar de St. Antoniebreestraat 70 en 77 III, wat hun laatst bekende adres werd.
Het gezin Schilt werd op 29 September 1942 vanuit de Sint Antoniebreestraat afgevoerd naar Westerbork en al op 2 October op transport gesteld naar Auschwitz. Dit transport van in totaal 1014 gedeporteerden, stopte in Kozel, wat ca 80 km. ten westen van Auschwitz gelegen was. Daar werden 160 mannen tussen 15 en 50 jaar gedwongen de trein te verlaten om als dwangarbeiders in de omliggende satellietkampen van Auschwitz tewerkgesteld te worden. Zij, die in de trein achterbleven, werden verder naar Auschwitz vervoerd om daar te worden vermoord. Raatje Schilt-Canes en haar zoon Louis arriveerden op 5 October 1942 in Auschwitz en werden daar na aankomst onmiddellijk in de gaskamers om het leven gebracht.
Jacob Schilt daarentegen werd als dwangarbeider ingezet en is uiteindelijk terechtgekomen in het "Reichsautobahnlager Annaberg", waar hij door ontberingen en onmenselijke omstandigheden in het kamp op 30 November 1942 om het leven is gekomen.
Doordat pas recentelijk de overlijdensaktes uit de werkkampen Annaberg en Niederkirch zijn gevonden, waaronder óók die van Jacob Schilt, hebben de Nederlandse autoriteiten nà de oorlog een overlijdensakte voor Jacob Schilt laten opmaken waarin zijn officiële plaats en datum van overlijden is vastgesteld als op 31 October 1943 in dwangarbeiderskamp Schoppinitz bij Katowice in Polen.
Bronnen: Stadsarhief Amserdam, gezinskaart Abraham Schilt, archiefkaart Jacob Schilt, website wiewaswie.nl/huwelijk Jacob Schilt x Raatje Canes; Wikipedialijst Jodentransporten vanuit Nederland; het archief van de Joodse Raad, registratiekaarten van Jacob Schilt en Raatje Schilt-Canes.