Verhaal

Biografie familie Cohen-Troeder

Lion Heijman Cohen is het jongste kind uit het huwelijk van kantoorbediende Heijman Cohen en Jannetje Beem. Lion heeft twee oudere broers. Zowel zijn ouders als één van zijn broers worden gedurende de oorlog in de vernietigingskampen omgebracht, alleen zijn broer Jacob overleeft de oorlog en sterft in 1968.

Marianne Troeder is de dochter uit het huwelijk van diamantbewerker Levie Troeder en Elisabeth Salzedo. Het gezin telt naast Marianne nog zes andere kinderen. Enkele kinderen uit het gezin overleven de oorlog. Marianne zit voor haar twintigste levensjaar al in het onderwijs, de eerste vermelding is uit het jaar 1916 en vermeldt: ‘helpster voorb. onderwijs’. Dit verwijst naar kwekelingen die werden opgeleid tot onderwijzer, in dit geval in het voorbereidend onderwijs, ofwel de kleuterschool.

Het is onbekend waar Lion en Marianne elkaar hebben leren kennen. Op 29 juli 1925 treedt het stel in het huwelijk. De plechtigheid vindt plaats in Amsterdam. Marianne laat zich overschrijven vanuit de hoofdstad naar de Morellenlaan 24 in Apeldoorn. Op 26 mei 1927 bevalt Marianne van een dochter, zij krijgt de naam Elisabeth. Bijna vier jaar later wordt een zoon geboren, Herman Louis. Op dat moment woont het gezin al enkele jaren in de Zutphensestraat, in het huis op nummer 127 II. Lion Heijman werkt dan nog steeds als ziekenverpleger in het Apeldoornsche Bosch. Marianne werkt als onderwijzeres, onbekend is op welke school.

Op de registratiekaart van de Joodse Raad staat dat Lion Heijman wordt aangemerkt als geschikte kracht en op dat moment in goede gezondheid verkeert. Uit hetzelfde document blijkt dat hij, voordat hij verpleger werd, als kantoorbediende heeft gewerkt. Vanwege zijn werk krijgt hij een ‘Sperre’, hierdoor is het hele gezin voorlopig vrijgesteld van deportatie.

Op 19 januari 1943 wordt het gezin met andere Apeldoornse Joden in het Apeldoornsche Bosch geïnterneerd. Er is een getuige die schrijft dat enkele Joden die deze dag geïnterneerd werden ‘allerlei bezit, tot aan meubelen aan toe’ vanuit hun huis naar het Apeldoornsche Bosch lieten overbrengen; het is goed denkbaar dat vele Joden geen enkel idee hebben gehad wat hen te wachten stond.

De volgende dag komt een groep van de Ordedienst uit Kamp Westerbork aan in het Apeldoornsche Bosch. De Ordedienst bestaat uit Joodse geïnterneerden die onder dwang mee moeten werken aan de Jodenvervolging; niet mee werken betekent deportatie van het gehele gezin van de persoon in kwestie. Ditmaal wordt de Ordedienst aangewezen om de SS te helpen met de ontruiming van het Apeldoornsche Bosch, maar ze komen een dag te vroeg in Apeldoorn aan. De komst van de Ordedienst is in korte tijd het zoveelste signaal aan de directie van het Apeldoornsche Bosch dat patiënten en personeel niet langer veilig zijn. De volgende dag, 21 januari 1943, komt de SS en wordt het hele terrein afgezet. In deze nacht wordt het terrein op wrede wijze ontruimd. Uit het dagboek van een lid van de ‘Fliegende Kolonne’ komt naar voren dat vrijwel alle personeelsleden worden opgesloten of bewaakt. Het is niet bekend wat het gezin Cohen heeft bemerkt van de gruwelijkheden die op het terrein plaatsvinden. Dorpelingen horen het geschreeuw en gekrijs van de vele patiënten die in de vrachtwagens op weg zijn naar het treinstation van Apeldoorn. Alle patiënten worden, meestal hardhandig, in de gereedstaande veewagons opgesloten. Nadat minimaal 871 personen al urenlang in de afgesloten wagons zitten, worden er vijftig personeelsleden van het Apeldoornsche Bosch in de laatste, nog lege, wagon opgesloten en vertrekt de trein in de vroege ochtend van vrijdag 22 januari 1943 vanaf treinstation Apeldoorn. De trein rijdt rechtstreeks naar Auschwitz.

Het gezin Cohen blijft met een groep Joden achter op het vrijwel geheel verlaten en ondertussen aan plundering onderhevige terrein achter. In de loop van de dag wordt het gezin met een groot aantal anderen op transport gezet naar Kamp Westerbork.

Op dinsdag 9 februari 1943 worden Lion, Marianne en hun twee kinderen met transport 49 vanuit het doorgangskamp naar Auschwitz gedeporteerd. Het transport telt vijfentwintig wagons en in totaal 1180 gedeporteerden.

In het boek ‘In Memoriam’ staat de volgende getuigenis van J. Fresco opgetekend:
Ik ben op dinsdag 9 februari 1943 met een transport, waartoe ongeveer 1000 à 1200 personen behoorden, van Westerbork oostwaarts weggevoerd. De trein bestond uit 25 personenwagens, waarvan de deuren op slot gedraaid waren, terwijl de ramen waren voorzien van houten schotten. ‘s Nachts reden wij weg uit Westerbork en ‘s avonds bevonden wij ons reeds diep in Duitsland, zodat ik van een poging tot ontvluchten heb afgezien. Wij kwamen diep in de nacht, twee dagen later, in Auschwitz aan. De trein bleef enige uren stilstaan op het perron van Auschwitz. Om plusminus 6 uur volgde het uitladen. Treinbewaking en SS openden de deuren; op een afstand stond een groep “Haeftlinge” in zebrapakken. Het commando “aussteigen” begon. We moesten de bagage in de trein laten liggen. De SS voegde ons toe, dat wij “alles frisch” zouden krijgen. De eerste ontvangst was tamelijk kalm. Gebrekkigen en ouderen van dagen werden door coupé-genoten uit de trein getild.

Op vrijdag 12 februari 1943 worden alle gezinsleden in één van de gaskamers om het leven gebracht.

Bronnen: International Tracing System te Bad-Arolsen, en Het Utrechts Archief. Digitaal Joods Monument, CODA Archief Apeldoorn, Erica adresboek van Apeldoorn, Yad Vashem, het Gelders Archief, afdeling ‘Naam & Gezicht’ van het herinneringscentrum Kamp Westerbork en het boek ‘In Memoriam’ door Guus Luijters.

31 augustus 2019