Mozes de Jong was een zoon van de handelsagent Izaak de Jong en Klaartje Polak. Hij was geboren in Amsterdam op 11 Augustus 1896 en trouwde daar op 25 Februari 1925 met Judith Stad, een dochter van de winkelier Joseph Stad en Elisabeth Scheffer. Hij deed in dameshoeden engros, was procuratiehouder, handelscorrespondent en boekhouder en werkte ook als agent op provisiebasis.
Mozes de Jong woonde met zijn vrouw na hun huwelijk op het Van der Helstplein 6 in Amsterdam totdat zij in 1934 gingen verhuizen naar de Zuider Amstellaan 43 II. In 1935 betrokken zij een woning in de Jekerstraat 71 III. Daarna volgden nogmaals een drietal verhuizingen: in Juni 1939 naar de Zuider Amstellaan 72 I; in Januari 1940 naar de Van Woustraat 173 I en per 25 Februari 1941 naar de Amstellaan 38 III, allemaal in Amsterdam-Zuid. Voor zover kon worden nagegaan had het echtpaar De Jong-Stad geen kinderen.
Mozes de Jong was al in Westerbork binnengebracht toen hij daar – zoals uit een aantekening op zijn registratiekaart van de Joodse Raad valt af te leiden - een verzoek heeft ingediend bij de z.g. “Antragstelle” – hoogst waarschijnlijk een verzoek om uitstel van deportatie. Daartoe is hem een “behandelaar voor zijn zaak” toegewezen. De “Antrag” (het verzoek) is, zoals in de meeste gevallen - niet gehonoreerd, zijn registratiekaart afgestempeld op 1 October 1942 en reeds de volgende dag al, op 2 October 1942 werd Mozes de Jong op transport gesteld naar Auschwitz. Ook zijn vader Izaak de Jong en zijn zuster Elisabeth werden op die datum gedeporteerd naar Auschwitz.
Dit transport omvatte meer dan 1000 gedeporteerden en was het eerste transport via de spoorlijn vanuit het kamp. De trein maakte een stop in het plaatsje Kozel, gelegen ± 80 km westelijk van Auschwitz. Daar werden 160 jongens en mannen tussen 15 en 50 jaar gedwongen om de trein te verlaten, om vervolgens als dwangarbeiders tewerkgesteld te worden in de omliggende werkkampen. Zij die in de trein achterbleven, werden verder naar Auschwitz vervoerd om daar te worden vermoord, waaronder zijn vader Izaak de Jong en zijn zuster Elisabeth.
Mozes de Jong behoorde tot de groep van 160 personen die de trein moesten verlaten en is uiteindelijk terechtgekomen in het "Reichsautobahnlager Annaberg", waar hij door ziektes, ontberingen en de onmenselijke omstandigheden daar op 10 December 1942 om het leven is gekomen.
Doordat pas in 2016 overlijdensaktes uit de werkkampen Annaberg en Niederkirch zijn gevonden, waaronder óók die van Mozes de Jong, hebben de Nederlandse autoriteiten nà de oorlog ook voor Mozes de Jong een overlijdensakte laten opmaken waarin zijn officiële plaats en datum van overlijden is vastgesteld als op 31 October 1943 in dwangarbeiderskamp Schoppinitz bij Katowice in Polen.
Omdat eerder niet duidelijk kon worden bepaald waar en wanneer Mozes de Jong om het leven is gekomen, wordt de officiële Nederlandse datum gehandhaafd. De op het Joods Monument vermelde datum is de juridische overlijdensdatum, vastgesteld door het Ministerie van Justitie op 13 December 1951.
Bronnen o.a. Stadsarchief Amsterdam, gezinskaarten van Izaak de Jong en Mozes de Jong, archiefkaart van Mozes de Jong; het archief van de Joodse Raad, regstratiekaarten van Mozes de Jong, Judith de Jong-Stand, Izaak de Jong en Elisabeth de Jong en de wikipedia website Jodentransporten vanuit Nederland en overlijdensakte 263 d.d. 13-12-1951 uit Amsterdam voor Mozes de Jong.