Verhaal

Over het 26e konvooi van 31 Juli 1944.

Van Mechelen naar Auschwitz.

Het vierde transport in 1944,  laatste van de bezetting is het konvooi van 31 Juli 1944. Het is even dun bevolkt als de vorige. Het bestond uit 563 personen waaronder 47 kinderen. De jacht op ondergedoken Joden blijft weliswaar op het zelfde peil en zorgt voor het grootst mogelijke resultaat, “gemiddeld 80 tot ±100 Joden per week”. Canaris’ rapport van 15 Juni spreekt in dit opzicht van “grote moeilijkheden”. Voortaan heeft de politie het niet meer alleen op ondergedoken personen gemunt. Zij valt nu ook de 3000 tot 5000 Joden aan die nog wettelijk zijn en die bescherming genieten. Zelfs het wettelijk getto van de VJB in de hoofdstad wordt niet langer beschermd. Op 3 Juli worden er 52 personen uit de keuken opgepakt.

Op 5 Juli gaat de SS-er die verantwoordelijk is voor plaatselijke Joodse aangelegenheden, SS-adjudant-majoor Wilhelm Stade ’s-nachts over tot arrestatie van een zestigtal Joden die de Belgische nationaliteit hebben. De massa nog legale Joden is nog steeds in Brussel rond de VJB geconcentreerd, maar het 26e konvooi vertrekt uit Mechelen voor de finale coup.

Bij aankomst in Auschwitz op 2 Augustus worden 207 personen vergast. Het uitroeiingsgetal blijft echter aan de lage kant: 36,8%, één van de laagste getallen. Verhoudingsgewijs worden er meer gedeporteerden in het kamp opgenomen, 356 personen, die dan ook in grote getale zullen overleven. Voor de eerste maal zal meer dan de helft van de ingeschreven personen nog in leven zijn bij de Bevrijding der kampen, negen maanden later. Het overlevingsgetal van dit 26e konvooi, dat helemaal niet representatief is, bedraagt 33%.

 

Over het 27e konvooi dat niet vertrokken is.

De vorming van het 27e konvooi vangt aan vanaf 1 Augustus 1944. De eindoplossing moet worden beëindigd. Midden Augustus komt de speciale gezant van Eichman, Anton Burger, naar Brussel om een einde te maken aan de onderneming die hij twee jaar voordien op touw heeft gezet. Sedert het begin van de maand, bereidde de Joodse afdeling de laatste slag voor. Die heeft het op de legale Joden gemunt: de directie en het personeel van de VJB, het personeel en de kinderen van de tehuizen van het VJB en ook de bejaarden en hun tehuizen, evenals de “ambachtslui”, bontwerkers van het bedrijf Lustra in Brussel en de “zionistische veteranen”die Duits-Palestijnse uitwisselings-getuigschriften bezaten. Deze Joden zouden niet naar Auschwitz maar naar Bergen Belsen gedeporteerd worden.

De datum van de razzia wordt vastgesteld op 28 Augustus 1944, maar vindt nooit plaats. De vlugge opmars van de geallieerde troepen verplicht de SS-politie ertoe zich terug te trekken tot in Hasselt en Anton Burger krijgt geen brandstof voor de vrachtwagens van de razzia. In Mechelen worden nog steeds 490 personen bewaakt door de laatste SS-ers, geen Duitsers, die uit Noord Frankrijk gevlucht zijn. Zij verlaten de kazerne op 3 September. Op 4 September 1944 zijn de personen die op de lijst voor het 27e konvooi werden ingeschreven, weer in vrijheid gesteld.

Bron: Memoriaal van de Deportatie der Belgische Joden , pagina 36.

Alle rechten voorbehouden