Hartog Blits was de zoon van Simon Blits en Anna Sealtiel en was geboren op 4 Februari 1914 in Amsterdam. Hartog was kapper, handelde in parfumerieën en was tevens diamantbewerker. Op 22 Juni 1938 trouwde hij met Sara Klijnkramer, die doorgaans Celine genoemd werd, een dochter van Abraham Klijnkramer en Anna van der Bijl. Zij was geboren op 23 December 1915 in Amsterdam en werkte daar als confectie naaister.
Vanaf hun huwelijksdag woonden Hartog en Sara op het President Steijnplantsoen 8 hs in Amsterdam Oost maar verhuisden 12 September 1939 naar het Afrikanerplein 13 I in de Transvaalbuurt van Amsterdam-Oost.
Hartog en Sara werden op 16 Juli 1942 opgeroepen voor de “Arbeitseinsatz” met de nummers 2910 en 2911. Uit de transportlijsten van 19 Juli 1942 “Amsterdam Centraal Station naar Westerbork” blijkt echter dat zij wél op die lijst stonden maar dat hun namen vanwege onbekende reden op die lijst zijn doorgehaald. Zij zijn toen niet naar Westerbork weggevoerd. Uit de registratiekaarten van de Joodse Raad blijkt vervolgens, dat Hartog en Sara op 23 Juli 1943 zijn afgevoerd naar het concentratiekamp Vught.
Sara Blits Klijnkramer blijkt vanuit Vught op 15 November 1943 met een rechtstreeks transport naar Auschwitz te zijn gedeporteerd, waar zij bij aankomst aldaar op 18 November kennelijk nog werd geselecteerd om dwangarbeid te verrichten. De omstandigheden waren daar onmenselijk en Sara heeft daar op enig moment haar leven verloren, maar het is niet bekend op welke datum precies en onder welke omstandigheden zij is omgekomen. Daarom heeft het Nederlandse Ministerie van Justitie na de oorlog opdracht gegeven aan de Gemeente Amsterdam om voor Sara Blits-Klijnkramer een akte van overlijden op te maken, waarin is vastgesteld dat zij op 31 Januari 1944 in Auschwitz is overleden.
Hartog Blits daarentegen blijkt in November 1943 een medische behandeling te hebben ondergaan en uit notities op zijn registratiekaart van de Joodse Raad blijkt dat hij op 9 November 1943 daarvoor was opgenomen in de C.I.Z. (Centraal Israelitisch Ziekenhuis) te Amsterdam, maar dat hij op 15 November weer terug was in Vught. Niet bekend is of Hartog vanuit Vught nog tewerkgesteld geworden is in een van de buiten kommando’s van Vught. Hij werd uiteindelijk met nog 598 andere personen op 21 Maart 1944 vanuit Vught op transport gesteld naar Westerbork en op 23 Maart doorgestuurd naar Auschwitz waar ook hij bij aankomst op ± 26 Maart 1944 waarschijnlijk nog als dwangarbeider tewerkgesteld werd.
Hartog Blits heeft uiteindelijk de verschrikkingen van Auschwitz overleefd en kon terugkeren naar Amsterdam, waar hij op 19 December 1945 terecht kwam in de Jacob Obrechtstraat 92 waar in 1945 na de bevrijding het CIZ ziekenhuis heropend was en opvang bood aan overlevenden uit de concentratiekampen. Hartog Blits is echter op 30 Maart 1946 ten gevolge van de ontberingen in Auschwitz alsnog overleden.
Bronnen o.a. Stadsarchief Amsterdam, archiefkaarten van Hartog Blits en Sara Klijnkramer; het archief van de Joodse Raad, registratiekaarten van Hartog Blits en Sara Kleinkramer; het Archief van het Rode Kruis, transportlijst Amsterdam C.S – Westerbork van 19 Juli 1942; de wikipedia lijst van Jodentransporten uit Nederland; overlijdensakte 238 d.d. 14-9-1951 uit het A-register 86, folio 41 verso voor Sara Klijnkramer, overlijdensakte 557 d.d. 1-4-1946 uit register 4 van 1946, folio 94 voor Hartog Blits en de wikipedia website Centraal Israelitisch Ziekenhuis.