Verhaal

Herinnering sterfdag Lea Goubitz-Witmond

Verhaal van de Stichting Stolpersteine Schiedam

Op 22 mei 1944, dus 76 jaar geleden, wordt Lea Goubitz-Witmond in Auschwitz vermoord. In Schiedam woont ze aan de Rembrandtlaan op nummer 83b, een bijzonder adres!

De naam Goubitz klinkt de oudere generaties bekend in de oren: “Goedemorgen luisteraars, staat u allen klaar?” Het is de opgewekte openingszin van Ab Goubitz waarmee van 1 december 1945 tot januari 1975 de Ochtendgymnastiek begint. Deze Ab is een neef van Izaak en Lea Goubitz.

Ab Goubitz

Lea wordt op 19 oktober 1898 te Amsterdam geboren, als dochter van Aaron en Mary Witmond. Ze trouwt op 3 september 1924 met Izaak Goubitz (geboren op 6 december 1895). Izaak is één van de vele kinderen van Moses Goubitz en Duifje Blitz.

Lea Goubitz Witmond

Lea en Izaak krijgen op 10 maart 1928 een dochter: Mary. Ze wonen dan nog in Amsterdam. Op 1 oktober 1937 komt het gezin Goubitz naar Schiedam. Daar beginnen zij hun kledingwinkel. Het “Hollandsch Kledinghuis” verkoopt herenconfectiekleding en is een filiaal van de N.V. “Nederlandsche Kleedingmaatschappij”, een Amsterdams grootwinkelbedrijf. Als de oorlog uitbreekt, is Lea 41 jaar oud, met een dochter van 12 en een man van 44.

In de loop van de bezetting neemt het aantal anti-Joodse maatregelen toe. Bekend zijn de verbodsborden om de toegang voor Joden te verbieden: op 8 januari 1941 zijn bioscopen verboden voor Joden, vanaf 2 april 1941 ook hotels en pensions, vanaf 31 mei geen toegang meer tot openbare parken, bad- en zweminrichtingen, per 1 september moeten Joodse kinderen openbare scholen verlaten en vanaf 15 september 1941 zijn parken, bioscopen, bibliotheken, schouwburgen, cabarets, concerten en dierentuinen voor Joden verboden. Op 3 mei 1942 wordt de Jodenster ingevoerd: Joodse inwoners worden verplicht Jodensterren aan te schaffen en zichtbaar te dragen.

Voor Joodse (eigenaren van) ondernemingen zijn er natuurlijk ook maatregelen: per 22 oktober 1940 – verplichte aanmelding van Joodse ondernemingen; per 12 maart 1941 – maatregelen betreffende de aanmelding van Joodse bedrijven en de aanstelling van een ‘Verwalter’ Dat is een door de nazi’s aangewezen zaakwaarnemer: elke beslissing moet aan de ‘Verwalter’ worden voorgelegd ter goedkeuring.
Izaak Goubitz weet op tijd zijn zaak op papier over te doen aan een (niet-Joodse) winkelbediende, maar sluit met haar tevens een geheime overeenkomst die de eigendomsoverdracht terugdraait. Zo wordt voorkomen dat er een ‘Verwalter’ wordt aangesteld. Dit wordt beschreven op de website van “Joods Monument”.

Die winkelbediende is Lenie Planken, een jonge Schiedamse vrouw. Zij (verzetsnaam “Magda”) en haar verloofde “Fons” = Jan van Rongen –die pas later op de hoogte wordt gebracht van de constructie met Goubitz- stellen na november 1944 Rembrandtlaan 83b ter beschikking voor het stencilen van “De N.O.”, een verzetsblad dat tussen 26 mei 1944 en juni 1945 werd uitgegeven. J.B. van Rongen heeft zijn herinneringen aan Schiedam 1940 – 1945 op papier gezet: “Drieëntachtig B”, heet dat boek.

In 1942, eind mei/begin juni, kunnen Joden niet meer zonder toestemming reizen; door het dragen van de Jodenster zijn ze makkelijk te herkennen. In diverse gemeenten moeten Joden hun fietsen vanaf juni of juli inleveren. Het wordt tijd om onder te duiken! Op zondag 19 juli 1942 gaat het gezin op weg naar De Hoefslag, een landhuis tussen Soest en Bilthoven. Ze gaan lopend naar het Marconiplein en –zo wordt beschreven op Joods Monument- ter hoogte van Het Witte Dorp worden de losjes opgenaaide Jodensterren verwijderd. Per tram reist men naar Station Maas in Rotterdam en vandaar per trein via Utrecht naar Station Den Dolder. Dan is het nog een half uur lopen naar De Hoefslag.

Dat blijkt toch geen veilige plek te zijn; er vindt een inval plaats, met een belletje worden Izaak en Lea nog gewaarschuwd maar ze denken dat ze het niet zullen redden. En hun dochter weigert om zonder haar ouders de bossen in te vluchten. Het gezin wordt overgedragen aan de plaatselijke politie waarna…. een inspecteur hen laat onderduiken in het Utrechtse Diaconessenhuis aan de Bosboomstraat. Daar komt Lenie Planken nog op bezoek. En daar hoort Izaak ook de geruchten over massavergassing van Joden.

Ook het Diaconessenhuis is niet veilig; in april 1944 wordt het uitgekamd en alle Joodse onderduikers worden overgebracht naar de “Hollandsche Schouwburg” in Amsterdam, en vandaar naar Kamp Westerbork. Vanaf 18 april 1944 verblijven ze in strafbarak 67, omdat ze ondergedoken waren. Op 19 mei 1944 gaan ze met z’n drieën op transport naar Auschwitz. In totaal worden er die dag 453 Joden en 246 Sinti en Roma gedeporteerd. Dit is het eerste transport vanuit Westerbork dat het kamp Birkenau binnenrijdt.

Een gezicht van de oorlog | Kasperschrijft.nl
Anna Maria (Settela) Steinbach

Van dit transport zijn filmbeelden beschikbaar; daarop is een meisje met hoofddoek te zien waarvan kortgeleden is vastgesteld dat het om Settela Steinbach gaat, een dochter van Sinti-Roma-ouders. In opdracht van kampcommandant Gemmeker maakt de Joodse gevangene Rudolf Breslauer opnamen van het vertrek, voor een film over Westerbork. Settela leeft tot 3 augustus 1944.

Op 30 september 1944 sterven Izaak Goubitz en zijn dochter Mary, ergens in Centraal Europa. Dan is Lea Goubitz-Witmond al dood; zij wordt direct na aankomst, op 22 mei 1944, geselecteerd voor de rechter rij en dat betekent de gaskamer. Het gerucht dat Izaak in Utrecht had gehoord blijkt waar.

Izaak Goubitz, Mary Goubitz en Lea Goubitz-Witmond

In de Rembrandtlaan voor nummer 83b ligt een Stolperstein, om te herinneren aan Lea Goubitz-Witmond door haar naam te lezen en al doende voor haar het hoofd te buigen.