Herman van Coevorden was een zoon van Abraham van Coevorden en Rozette Driels. Hij was geboren in Groningen op 19 Juli 1891 en was accountant van beroep. Op 15 Juni 1926 trouwde hij in Zwolle met Rebekka Levie, geboren op 8 Juli 1897 in Zwolle als dochter van Benjamin Levie en Vrouwke Lievendag. Herman en Rebekka kregen twee kinderen, t.w. Abraham in 1927 en Hartog Benjamin in 1931. Echter een maand na de geboorte van haar tweede kind overleed Rebekka in Amsterdam op 19 Februari 1931 en is de volgende dag nog voor ingaande sjabat begraven op de Joodse Begraafplaats in Muiderberg.
Na hun huwelijk woonde Herman van Coevorden met zijn vrouw Rebekka Levie op de Nieuwe Prinsengracht 14 in Amsterdam waar ook zijn beide kinderen zijn geboren. Na het overlijden van Rebekka Levie, verhuisde Herman op 27 April 1933 met zijn kinderen naar de Zuider Amstellaan 201. Hij hertrouwde later in dat jaar, op 21 December met Martha Wijnberg, die vervolgens bij hem kwam wonen. Zij was geboren op 24 December 1894 in Groningen als dochter van Jehuda Levie Wijnberg en Judik Aptroot en samen kregen zij op 25 Maart 1937 nog een dochter Henriette Rosette.
Herman van Coevorden bezat zijn H.B.S. diploma en diploma’s handelsrekenen, M.O. boekhouden en was accountant geworden, waarvoor hij óók de benodigde diploma’s had behaald. Hij was verder ook examinator bij de examens voor het Middenstands Diploma. Nadat de Duitsers de Joodse Raad hadden ingesteld, werd Herman daar accountant op het Algemeen Secretariaat, waardoor hij met zijn gezin voorlopig “gesperrt” was van deportatie.
Als accountant van het Algmeen Secretariaat van de Joodse Raad waren Herman, zijn vrouw Martha en hun oudste zoon Abraham voorzien van een z.g. Joodse Raad stempel, een nummer tussen de 80.000 en 100.000. De beide jongste kinderen niet, die waren als kind gesperrt "wegens kind" en de functie van hun vader. Verder kregen Herman, Martha en Abraham ook nog een z.g. 120.000 stempel, wat niet gold voor kinderen onder de 15 jaar. Dit stempel gold als voorlopige vrijstelling voor personen die door de Duitsers in staat werden geacht diamant en andere kostbaarheden in te leveren voor bedragen varierend van 20.000 tot wel 40.000 gulden p.p.
Op 26 Mei en 20 Juni 1943 waren grote razzia’s georganiseerd door de Duitsers, waarbij duizenden Joden werden aangehouden en afgevoerd naar Westerbork. Voor hun volgende razzia maakten de Duitsers het zich gemakkelijk: zij gaven de Joden die nog in Amsterdam-Zuid woonden opdracht naar de Transvaalbuurt te verhuizen. Wat dat betekende werd niet door velen niet doorzien. Herman van Coevorden was met zijn gezin op 17 Juli 1943 verhuisd van de Zuider Amstellaan naar de Tugelaweg 32 maar heeft de situatie kennelijk niet vertrouwd en heeft alsnog pogingen ondernomen om onder te duiken. Dat schijnt niet gelukt te zijn.
Ondanks het feit dat Herman van Coevorden, bezat een zogenaamde “Ausnahme Bescheinigung 170”, wat inhield dat hij, zijn vrouw Martha Wijnberg en hun drie kinderen met die aantekening “Au-Be 170” vrijgesteld waren van deportatie omdat zij behoorden tot “de laatste groep van 170 personen die nog werkzaam mochten fuctioneren als Joodse Raad", belandde hij toch in het Oranjehotel in Scheveningen.
Uit de administratie van de gevangenis in Scheveningen is gebleken dat Herman van Coevorden, na te zijn gearresteerd, vervolgens op 24 Juli 1943 in het Oranjehotel werd binnengebracht en dat hij van daar op 31 Juli is doorgestuurd naar Westerbork, waar hij eveneens werd ingesloten in de strafbarak 67 bij zijn vrouw en kinderen, die reeds vanaf 26 Juli in Westerbork in strafbarak 67 moesten verblijven.
Uit de registratiekaarten van de Joodse Raad blijkt verder, dat toen Herman’s vrouw en kinderen die 26e Juli in Westerbork aankwamen, hij opnieuw pogingen heeft ondernomen om met zijn gezin aan deportatie te ontkomen door een een afstammingsonderzoek aan te vragen. Vanaf 3 Augustus 1943 zijn er afstammings-papieren aangevraagd. Verdere notities luidden dat e.e.a. in behandeling was, maar op 12 Augustus is er een stuk aan Herman van Coevorden uitgereikt wat behelsde, dat zijn verzoek (Antrag) niet mogelijk bleek. Op 23 Augustus 1943 kwam er een schrijven voor hem binnen van degene die de het onderzoek van de afstamming van betrokkenen onderzocht, met de mededeling: "verdere stappen geen doel. Stuk retour!"
De volgende dag, op 24 Augustus 1943 werd het hele gezin Van Coevorden op transport gesteld naar Auschwitz, een transport van ruim 1000 personen. Alleen hun zoon Abraham van Coevorden werd bij aankomst op 26/27 Augustus op de “Rampe” voor dwangarbeid geselecteerd. Alle anderen, Herman van Coevorden, Martha van Coevorden-Wijnberg, Hartog Benjamin en Henriette Rosette werden na aankomst onmiddellijk vermoord in de gaskamers van Auschwitz-Birkenau.
De 16-jarige Abraham van Coevorden werd tewerkgesteld in Mononwitz bij de Buna Werke. Op zijn registratiekaart van de Joodse Raad zijn data genoteerd, dat hij 3 x was opgenomen in de Kranken Bau van Auschwitz III. Uiteindelijk is hij na de 3e keer te zijn opgenomen geweest, na 21 December 1943 naar Auschwitz teruggestuurd waar hij uiteindelijk op 21 Januari 1944 daar in de gaskamers is vermoord.
Bronnen o.a. Het Stadsarchief Amsterdam, gezinskaart en archiefkaart van Herman van Coevorden, archiefkaart van Martha Wijnberg; het archief van de Joodse Raad, registratiekaarten van van Herman van Coevorden, Martha van Coevorden-Wijnberg, Abraham van Coevorden, Hartog Benjamin van Coevorden en Henriette Rosette van Coevorden; website meertens.knaw.nl/het koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog pagina's 300, 307 en 742; het NIOD betreffende adminstratieve gegevens Oranjehotel; een toevoeging van een bezoeker van de website en met dank aan de heer Raymund Schütz.