Verhaal

De champagnerechtszaak

maart 1921

Door: Manja

De tijd 17 maart 1921 deel 1

"Een champagneschuld.

 

In de maand Mei van het vorig jaar ontving een commissionair in effecten van een dame uit Bussum in pand een pandbrief van de Nederlandssche Bankinstelling voor waar den belast met vruchtgebruik en periodieke uitkeering groot f 1000. Hij had daarvoor gegeven ƒ 450. Met dit stuk in een portefeuille, welke geborgen was in de binnenzak van zijn colbertjas, ontmoette hij in de Kalverstraat te Amsterdam twee vrouwen, met wie hij naar de Hemonystraat 16 1 hoog ging. 

Den volgenden morgen mistte hij uit zijn portefeuille den pandbrief. Bij de politie deed hij aanvankelijk aangifte, dat hij het stuk verloren had, later dat het hem vermoedelijk ontstolen was in de Hemonystraat. 

Eenige dagen later was de commissionair in effecten nog naar de Hemonystraat geweest om te vragen of het stuk daar ook gevonden was. De zaak diende voor de rechtbank en nu stond terecht Louis Poons, koopman. Deze zou het stuk weggenomen hebben uit den zak van den commissionair. 

De commissionair verklaarde o.a. dat er geen champagne was gedronken en dat alles dadelijk door hem betaald was. 

Een procuratiehouder van de Disconto- en Effectenbank verklaarde, dat het stuk door een zekeren De Jong verkocht was. Deze verklaarde het van Poons te hebben ontvangen om het te verkoopen. Poons zou het ook gekocht hebben; maar het niet kunnen kwijtraken, omdat het incourant was. 

Ook werden nog gehoord drie vrouwen: twee met wie de commissionair was uit geweest en de derde die de kamerverhuurster was en samenleefde met Poons. Deze vrouwen verklaarden alle drie dat er tien flesschen champagne waren gedronken en dat de commissionair' geen voldoende geld had om daarvoor f 250 te betalen. Hij had toen een geldswaardig stuk in pand gegeven, dat binnen drie dagen zou teruggehaald worden. De commissionair is intusschen niet teruggekomen, althans volgens de vrouwen. 

Poons kan nooit het stuk gestolen hebben, want hij kwam pas om 8 uur thuis, terwijl het bezoek van den commissionair om 6 uur was afgeloopen. 

Herhaaldelijk wees de president er op, de waarheid te spreken, of er inderdaad champagne gedronken is. 

Het O. M. vroeg, toen zij bleven volhouden dat er tien flesschen champagne waren gedronken, de gevangenneming der drie vrouwelijke getuigen. Mr. Pauwels, de verdediger van bekl., vindt dit systeem van het O. M. funest. Het lijkt spr. een unicum dat gezegd wordt: „of je bekent of je pleegt meineed." PI. meent dat het beter zou zijn de zaak te schorsen en ecu. nader onderzoek te gelasten. 

De Rechtbank na in de raadkamer te zijn geweest, ging voort met het verhoor. De beklaagde zelf verklaarde dien dag naar Den Haag geweest te zijn. Toen hij om acht uur 's avonds.' thuis kwam werd hem een stuk getoond, waar mee betaald was. Ongeveer 14 dagen later, toen de eigenaar niet kwam opdagen, had hij De Jong in den arm genomen om het stuk te beleenen, niet om het te verkoopen, want de eigenaar kon nog steeds terugkomen. De zaak werd geschorst tot in den namiddag. Na de pauze werd aan de drie vrouwelijke getuigen de door haar aanvankelijk voor de Rechtbank afgelegde verklaring ter onderteekening voorgelegd. 

Ofschoon zij alle drie bevestigden deze verklaringen te hebben afgelegd weigerden zij zonder de redenen daarvoor op te geven te teekenen. 

In het verbaal werd van deze weigering acte genomen. 

Hierop deelde de president mede, dat tegen deze drie vrouwelijke getuigen rechtsingang was verleend terzake van meineed en dat de stukken in handen gesteld zijn van den Rechtercommissaris ter instructie. De verdere behandeling der zaak werd geschorst en de drie vrouwen werden door rijksveldwachters weggeleid."




NB Het verhaal staat in 2 kranten. Ik heb hier het verhaal uit De Tijd, 17 maart 1921 overgenomen. Het andere artikel over dezelfde zaak, Algemeen Handelsblad 28 mei, heb ik ook bijgevoegd.

Media bestand