Verhaal

Onderduikmoeder schildert haar "neefje"

Barend Salomo Noot werd in 1934 geboren in Borculo, Gelderse Achterhoek. (zie bijgaand verhaal over ouders Hartog en Rachel Noot-Cozijn). 

Zijn vader, de chazzan van de Joodse Gemeente Borculo, is op Rosj Hasjana 1941 opgepakt bij de grote Mauthausen razzia en vond aldaar op 16 oktober 1941 de dood. In de loop van 1942 heeft moeder Rachel onderduikplaatsen voor haar drie kinderen gezocht. Ieder is uiteindelijk apart ondergebracht:  Zoon Barend in Hengelo, Overijssel, zoon Mau en kleine Naomi  in Friesland. Door bemiddeling van de gereformeerde dominee Jacob Kalma uit Warga kwam Naomi terecht bij het liefdevolle echtpaar Gerben en Antje Tiedema in West Dongeradee, waar ze tot het einde van de oorlog kon blijven.  Daar werd ze ook officieel ingeschreven bij de burgelijke stand als hun dochter onder de naam Tosca.  Naomi pochte erop dat zij "echt Fries" sprak, niet het Fries uit de stad Leeuwarden, maar het echte Fries van het platteland.  

Barend kwam als 8-jarig jochie terecht bij de familie Vlam in Hengelo Overijssel. Deze familie had zelf drie jonge kinderen, waarvan een zoon  drie maanden ouder was dan Barend. Barend ging daar door het leven als neefje Jan de Neef. 

Vader Vlam werkte als ingenieur bij Fokker en de familie was goed geschoold. Mevrouw Willy Vlam was artistiek, zij  heeft twee portretjes van haar "neefje" gemaakt: een schilderijtje en ook een tekening. deze portrettem hingen altijd bij de familei Vlam in Hengelo, maar toen Barend zo'n tien jaar geleden in Nederland op bezoek kwam bij zijn pleegbroer heeft hij de beide schilderijtjes mee naar Israel mogen nemen. Daar hangen ze nu in de huiskamer van de familie Noot in Beer Sjeva. 

Na de oorlog was het duidelijk voor het echtpaar Vlam dat "deze jongen terug moet naar zijn eigen geloof". Via connecties met het verzet hebben zijn nieuwe pleegouders David en Helena Colthof hem in Hengelo opgehaald en meegenomen naar "huis" in Borculo.

Voor Mau en kleine Naomi lagen de zaken heel anders wat betreft hun terugkeer naar een Joods milieu. Mau was ondergedoken geweest bij een streng gereformeerd gezin, en wilde zelf niet terug naar het Jodendom. David Colthof heeft de jongen en zijn pleegouders heel hard moeten overreden. Het feit dat Mau bijna Bar Mitzva zou zijn in December 1945 heeft hem uiteindelijk overgehaald mee terug te gaan naar Borculo en daar heeft David Colthof Mau geleerd om Tora te lezen. Toen bleek dat er dat jaar twee Sjabbatot Chanoeka zouden zijn (de eerste en de achtste dag Chanoeka), werd het opeens duidelijk dat Mau de verkeerde parasja had ingestudeerd. Hij heeft het gered ook de juiste parasja te leren.

Mau trad in de voetsporen van zijn vader Hartog en wilde leraar Joodse vakken worden. Daartoe verhuisde hij na de ULO in Borculo naar  het PAJ huis (Poale Agoeda Jisraeel)  in Amsterdam Zuid. Het huis is kort na de oorlog opgericht voor vrome jongens en meisjes, die alleen zonder familie uit de oorlog gekomen waren. Het huis had een vrome sfeer, met utigebreide Sjabbat vieringen, gasten, zang en op weekdag avonden ook sji"oerim (lessen).  Hij leerde aan het Israelitische Seminarium en als onderdeel van zijn gratis studie moest hij "in de mediene" (steden en dorpen buiten Amsterdam) Joodse les geven. Zo reisde hij wekelijks naar de Achterhoek per trein en bus en kon dan overnachten bij zijn pleegouders in Borculo. Ikzelf was een van de kinderen die Joodse les van hem hebben gekregen. 


Mau, Barend en Naomi hebben alle drie de Zionistische droom van hun ouders kunnen verwerkelijken.