Abraham Wagenaar was de jongste zoon van Alexander Wagenaar en Ella Helena Dzialoszynski. Hij werd net als zijn broer Lion Mordechai en zus Berta Helena in Frankfurt am Main geboren op 3 November 1924. Twee jaar later, in Augustus 1926 kwam het gezin Wagenaar van Frankfurt in Amsterdam aan, waar het de eerste jaren woonde in de Blasiusstraat 32 I in Amsterdam-Oost.
Op 31 December 1930 overleed zijn vader Alexander Wagenaar, die de volgende dag op 1 Januari 1931 op de Joodse Begraafplaats te Muiderberg werd begraven. Vrij kort daarop, op 19 Februari 1931 verhuisde de weduwe Ella Helena Wagenaar-Dzialoszynski met haar gezin naar de Hemonystraat 45 I.
Enkele weken later, op 10 Maart 1931, werd de toen 6-jaar oude Abraham samen met zijn oudere broer Lion Mordechai – die toen 11 jaar oud was – geplaatst in het Joods Jongensweeshuis Megadlé Jethomiem, wat gevestigd was op de Amstel 21 en in de Zwanenburgerstraat 20. Hun moeder Ella ging vervolgens voor zichzelf en voor hun zus Berta als pensionhoudster in hun beider levensonderhoud voorzien.
Het was mogelijk om in Megadlé Jethomiem tot je 18e jaar te verblijven. Zowel Lion Mordechai als Abraham hebben daar zolang verbleven; Lion Mordechai vertrok in 1938 uit het Jongensweeshuis op 18-jarige leeftijd en trok in bij zijn moeder en zus, die inmiddels vanaf begin Augustus 1938 verhuisd waren naar de eerste etage van Zomerdijkstraat 25.
Abraham, die eveneens tot zijn 18e in het Joods Jongensweeshuis verbleef, werd in 1941 tijdens de verplichte registratie van alle Joden in Nederland door de Joodse Raad geregistreerd op zijn “woonadres” Amstel 21. In 1942, toen hij op 18-jarige leeftijd het Joods Jongenshuis had verlaten, werd dat adres op zijn registratiekaart gewijzigd in Zomerdijkstraat 25 I want hij woonde vanaf die tijd weer bij zijn moeder, broer en zus.
In Juli 1942 zal Abraham Wagenaar zeker zijn opgeroepen voor de z.g. “Arbeitseinsatz”, maar uit het datumstempel van 20 Juli 1942 en de met blauw potlood geschreven letters “JR” op zijn registratiekaart is af te leiden, dat de Joodse Raad hem op die datum van deportatie heeft “teruggesteld”. (voorlopig vrijgesteld). Het Sperrestysteem met stempels werd pas in September 1942 ingevoerd. (zie de publicatie “ Vermoedelijk op Transport”, hoofdstuk 3). Een (werkelijke) reden van zijn terugstelling is niet bekend.
Echter het zou kunnen zijn dat die terugstelling mogelijk ook iets te maken had met de functie van zijn zus Berta Helena Wagenaar (als lid van de Wagenaar familie), die bij de Joodse Raad per 17 Juli 1942 aangesteld was als Jeugdleidster bij de afdeling buitenschoolse jeugdzorg op de Plantage Parklaan 9. Zij had geen officiële “Sperre”; wél had zij een legitimatiebewijs van de Joodse Raad met nummer JR 2354-jeugdleidster.
Abraham, die inmiddels bontwerker van beroep geworden was, werd uiteindelijk samen met zijn moeder tijdens de in het geheim door de Duitsers voorbereidde grootscheepse razzia van 20 Juni 1943 gearresteerd en afgevoerd naar Westerbork. In Westerbork werd zijn moeder gehuisvest in barak 65 en hijzelf in barak 62.
Samen met zijn moeder werd Abraham op 10 Juli 1943 doorgestuurd naar het concentratiekamp Vught, vanwaar zij beiden op 15 November 1943 in een rechtstreeks transport vanuit Vught naar Auschwitz werden gedeporteerd. Na aankomst volgde een 6-weekse “quarantaine” waarin al velen omkwamen door tyfus, dysenterie of andere ziekten.Mannen die geschikt waren bevonden werden geselecteerd voor de kolenmijnen van Janina, Jawischowitz en Fürstengrube.
In Januari 1944 volgden weer selecties en enkele vrouwen werden daarna alsnog tewerkgesteld in Auschwitz-Birkenau. Met betrekking tot het lot van de mannen, vrouwen en kinderen werden uit naoorlogse onderzoeken van het Rode Kruis uiteindelijk conclusies getrokken, die door de Nederlandse Autoriteiten zijn overgenomen en waarop de gemeentes aktes van overlijden hebben moeten opstellen op aangeven van het Ministerie van Justitie.
Zo luidde een conclusie voor mannen die niet naar de kolenmijnen werden gestuurd: Alle andere tot het transport van 15 November 1943 behoord hebbende mannen worden, tenzij individueel anders bekend is, geacht te zijn overleden te Auschwitz-Birkenau, niet eerder dan 1 Januari 1944 en uiterlijk 31 Januari 1944.
Voor vrouwen en kinderen luidde de conclusie dat alle tot het transport van 15 November 1943 behorende hebbende vrouwen en kinderen worden, tenzij individueel anders bekend is, geacht te zijn overleden te Auschwitz-Birkenau niet eerder dan 1 Januari 1944 en uiterlijk 31 Januari 1944.
Zie ook: Méér over het transport van 15 November 1943 van Vught naar Auschwitz
Op grond van het bovenstaande is door de Gemeente Amsterdam een akte van overlijden opgemaakt, waarin is vastgesteld dat Abraham Wagenaar op 31 Januari 1944 in de omgeving van Auschwitz is overleden.
Bronnen o.a. het Stadsarchief Amsterdam, gezinskaarten van Alexander Wagenaar, archiefkaart van Abraham Wagenaar, Bijzondere Registers/verpleegden Ned. Isr. Jongensweeshuis/Lion Mordechai Wagenaar en Abraham Wagenaar; het archief van de Joodse Raad, registratiekaart van Abraham Wagenaar; website ITS Arolson/kampkaarten Vught voor Abraham Wagenaar; website Jodentransporten vanuit Nederland/transport 15 November 1943; het archief van het Rode Kruis, publicatie Auschwitz IV/deportatietransporten naar Auschwitz in 1943, uitgegeven October 1953; overlijdensakte 219 uit het A-register 85-folio 38 d.d. 31 Augustus 1951-opgemaakt te Amsterdam voor Abraham Wagenaar.