Albert Sanders, werd op 13 Mei 1904 op de Plantage Parklaan 28 in Amsterdam geboren. Zijn ouders waren Joseph Sanders (1844) en zijn 2e echtgenote Rachel Polak (1871). Albert ging werken bij de “Gemeente Tram” van Amsterdam en kreeg zijn aanstelling per 1 Juni 1934. Op 1 Juli 1935 werd hij als “bureel-ambtenaar” aangesteld en op 1 Januari 1938 kreeg hij de rang van klerk.
Inmiddels was Albert op 27 November 1935 in Amsterdam getrouwd met de uit het Duitse Heinzberg afkomstige en niet-Joodse Mathilde Wilhelmina Lenssen, die daar geboren was op 24 December 1912 als dochter van Anton Lenssen en Josephine Bredimus.
Nadat het huwelijk was gesloten betrokken zij woonruimte in de Anthonie van Dijckstraat 3 3e etage in Amsterdam-Zuid maar verhuisden nog verschillende keren: op 7 September 1939 naar de 1e Ceramstraat 9 1e etage, waar op 1 Juni 1940 hun zoon Peter Thorwald geboren werd.
In April 1941 volgde een kort “uitstapje” naar Arnhem en in Mei keerde de familie terug naar de 1e Ceramstraat 9 maar in de loop van diezelfde maand nog verhuisden zij naar het Castorplein 18 huis, gelegen in de wijk Tuttifruttidorp in Tuindorp Oostzaan. Op 9 December 1941 verhuisden zij weer naar de stad en werden op het adres Sarphatistraat 140 1e etage ingeschreven. (de straat die door de Duitsers hernoemd was tot Muiderschans).
Vermeldenswaard is, dat Albert Sanders nog 13 halfbroers- en zussen had; dat waren Eva, Philip, Rachel, Hartog, Joel, Aaron, Henriette, Meijer Sientje, Gerrit, Rosaline, Duifje en David Sanders. Allen geboren uit het 1e huwelijk van zijn vader Joseph Sanders, die op 28 Januari 1844 in Arnhem was geboren en op 5 Februari 1862 in Amsterdam trouwde met Annaatje van der Molen, een dochter van Hartog Gerrit van der Molen en Eva David de Vries.
Van deze halfbroers- en zussen staan Eva (Amsterdam 31 Juli 1862 – Sobibor 28 Mei 1943) en Gerrit (Amsterdam, 6 Mei 1879 – Amsterdam 4 December 1940) als oorlogsslachtoffer op het Joods Monument. Drie kinderen overleefden de oorlog, 5 kinderen stierven al vóór de oorlog en 3 kinderen zijn op jonge leeftijd naar Londen of naar elders vertrokken.
Annaatje van der Molen overleed op 13 Augustus 1900, 59 jaar oud; zij werd op de Joodse Begraafplaats Muiderberg begraven waarna zijn vader Joseph Sanders op 5 Maart 1903 in Zaandam hertrouwde met Rachel Polak. Zij was op 2 November 1871 in Amsterdam als dochter van Eliazer David Polak en Annaatje Plotske geboren. Albert’s vader overleed op 27 Mei 1908; hij was toen 64 jaar en werd eveneens op de Joodse Begraafplaats te Muiderberg begraven.
Toen de Duitsers Nederland waren binnengevallen, begonnen zij al eind 1940 en 1941 met de invoering van anti-Joodse maatregelen. Eén daarvan was dat eind november 1940 Joodse ambtenaren in Nederland ontslagen moesten worden. Joden die werkten voor de overheid, bij de politie en rechtbanken en leraren raakten hun baan kwijt. Dit ontslag gebeurt op bevel van de Duitse bezetter. Een maand eerder hadden alle Nederlandse ambtenaren een “ariërverklaring” moeten ondertekenen. Hiermee verklaarden ze of ze wel of geen Jood zijn. Zo wisten hun leidinggevenden wie er ontslagen kon worden. Bijna alle ambtenaren hebben de verklaring getekend. (bron: website Anne Frank Stichting) en vanaf Januari 1941 volgde de verplichte registratie van alle Joden in Nederland bij de toen opgerichte Joodse Raad..
Op 28 Februari 1941 werd Albert Sanders als ambtenaar van de Amsterdamse Gemeente Tram ontslagen. Om toch in zijn onderhoud te kunnen voorzien werd hij conciërge bij een HBS, maar niet bekend is bij welke school dat was. In December 1941 verhuisde het gezin Sanders naar de Sarphatistraat 140 1e etage, tijdens de oorlog door de Duitsers hernoemd als Muiderschans.
Op 7 November 1942 werd Albert Sanders opgepakt en afgevoerd naar Westerbork, vanwaar hij op 10 November 1942 op transport gesteld werd naar Auschwitz. Het lot van Albert Sanders staat verder in zijn algemeenheid beschreven in het verhaal “Méér over het transport van 10 November 1942 van Westerbork naar Auschwitz”, te vinden in hetzelfde record.
Uit het Rode Kruispublicatie "Auschwitz III" betreffende het transport van 10 November 1942 is afgeleid dat, tenzij in individuele gevallen anders blijkt en met inachtneming overigens van de gestelde algemene conclusies, moeten de van het transport van 10 November 1942 in Cosel uitgestapte mannen in het algemeen worden geacht te zijn overleden na 13 November 1942, doch uiterlijk 31 Maart 1944 in een der arbeidskampen in Silezië (Polen). Voor wat Albert Sanders betreft, zie echter zijn akte van overlijden 283 van 18 Januari 1948.
Volgens een overlevende getuige, ene C. Rood uit de Lepelstraat 8 te Amsterdam, is Albert Sanders in het Externe Arbeitskommando Gleiwitz in Polen in Januari 1943 overleden. De Gemeente Amsterdam heeft op 18 September 1948 een akte van overlijden opgemaakt, (nr. 283) n.a.v. een aanvullende beschikking van het Gerechtshof van Amsterdam van 14 April 1948 tegenover een ieder, waarin is vastgelegd dat Albert Sanders, van beroep conciërge, in Januari 1943 in Gleiwitz in Polen is overleden.
Na de oorlog is er in het kader van rechtsherstel, zoals blijkt uit gegevens die vermeld staan op Albert Sanders’ Pensioenkaart, dat in tegenstelling tot het onterechte ontslag als Jood uit overheidsdienst, hij geacht werd vanaf 1 Maart 1941 tot 15 Januari 1943 (destijds zijn vermoedelijke datum van overlijden), in als ambtenaar in dienst te zijn geweest bij de Amsterdamse Gemeente Tram.
Bronnen o.a. het Stadsarchief Amsterdam, gezinskaarten Joseph Sanders (1844) en Albert Sanders; archiefkaarten van Rachel Polak (1871) Albert Sanders (1904) en Mathilde Wilhelmina Lenssen (1912); website stenenarchief.nl/ graven Annaatje van der Molen en Joseph Sanders; Rick Hoogervorst (gebruiker van de site)/foto Gedenksteen Amsterdamse Gemeente Tram en Pensionoverzicht Albert Sanders; Ariërverklaring en ontslag uit overheidsdienst; uit “Ondergang” deel I uit 1965 door Dr. J. Presser, v.a pagina 26; het archief van de Joodse Raad, registratiekaart van Albert Sanders; Wikipedia website Jodentransporten vanuit Nederland/10 November 1942; overlijdensakte 283 van 18 September 1948 voor Albert Sanders, opgemaakt te Amsterdam en de archieven van het Rode Kruis, publicatie "Auschwitz III", deportatietransporten in de Cosel-periode, uitgegeven October 1952.