Carolina Lissauer, een dochter van Jesaja Lissauer en Recha Büttenwieser, was in Amsterdam geboren op 2 Juni 1889. Zij woonde thuis bij haar ouders, broers en zussen in de Muiderstraat 8. Maar na het overlijden van haar vader Jesaja Lissauer, (1842-1896), was voor haar moeder Recha Büttenwieser de zorg in het gezin te zwaar voor alle elf nog in leven-zijnde kinderen en stiefkinderen (uit het eerste huwelijk van Jesaja met Dina Joseph Prijs).
in 1896 overleed vader Jesaja Lissauer op 27 Augustus. In dat jaar werd op 7 Juni ook nog een zoon Salomon geboren (het 15e kind van Jesaja, het 9e kind van Recha in het 2e huwelijk), die echter al na 3 maanden op 17 September overleed.
Moeder Recha besloot toen om haar zoon Joseph Abraham, die toen 9 jaar oud was, op 20 November 1896 naar het Nederlands Israelitisch Jongens Weeshuis Megadlé Jethomim aan de Amstel 21 te sturen, waar hij bijna 10 jaar verbleef tot 12 Februari 1906.
Vervolgens werd Carolina in Maart 1897 door haar moeder Recha naar het Nederlands Israelitisch Meisjes Weeshuis gestuurd en op 4 Augustus van dat jaar werd óók haar zuster Isabella daar ingeschreven. Het Meisjes Weeshuis Ma’asiem Toviem Megadle Jethomoth was gevestigd in de Rapenburgerstraat 171.
Isabella verbleef daar tot 18 Januari 1907 en Carolina tot 26 Augustus 1907. Beide zussen keerden toen terug naar het “ouderlijke huis”, wat inmiddels vanaf 5 Mei 1899 de 1e etage van huisnummer 81 op de Nieuwe Prinsengracht geworden was. Vanaf 4 Augustus 1897 tot 5 Mei 1899 was het adres van de Lissauers echter Nieuwe Kerkstraat 101 huis, waarna in Mei 1899 de verhuizing naar de Nieuwe Prinsgracht 81 1e etage volgde.
Carolina’s moeder overleed in 1918 en werd begraven op de Joodse Begraafplaats te Muiderberg. Haar zus Isabella werd toen hoofdbewoonster en woonde daar met Carolina en Sophia, die in 1895 geboren was maar in 1926 overleed en begraven werd op Muiderberg.
In September 1925 verliet Carolina de Nieuwe Prinsengracht en trok in bij haar broer Joseph Arjé Lissauer op de Hoogeweg 81. In de jaren daarna, tot 1940, heeft Carolina op een 6-tal verschillende adressen in Amsterdam bij anderen ingewoond, o.a in de Plantage Kerklaan, Sarphatistraat, Dintelstraat, Mesdagstraat en Beethovenstraat. Op 5 Februari 1940 betrok zij een kamer in Hotel Hiegentlich in de Nieuwe Hoogstraat 9-11.
Carolina Lissauer was inmiddels godsdienstonderwijzeres geworden. Zij was ongehuwd en werd tijdens de verplichte registratie van alle Joden in Nederland in 1941 geregistreerd op het adres Nieuwe Hoogstraat 9-11. Door de Joodse Raad was Carolina “gesperrt wegens functie” als godsdienstonderwijzeres bij het JVIG (Israelitsche Gemeenten) en als vrijwillige verzorgster bij het Bureau voor Sociale Zaken van de Israelitische Gemeente op de Houtmarkt 10 (voor de oorlog Jonas Daniel Meijerplein geheten). Carolina werd daartoe in bezit gesteld van een legitimatiebewijs “Ned. Isr. Wijkvereniging nr. 0542 – vrijw. Verzorgster”.
Op 26 Mei 1943 werd er in het centrum van Amsterdam een razzia gehouden, waarbij toen 3000 Joden werden gearresteerd en afgevoerd naar Westerbork. Carolina was één van die slachtoffers en na te zijn afgevoerd naar Westerbork werd zij daar ondergebracht in barak 57.
Op 1 Juni 1943 werd Carolina op transport gesteld naar het vernietigingskamp Sobibor met meer dan 3000 andere slachtoffers, waarbij zij op 2 Juni haar 54e verjaardag heeft moeten “vieren” in de deportatietrein. Bij aankomst aldaar werd Carolina Lissauer alsmede bijna alle andere gedeporteerden op 4 Juni 1943 vermoord in de gaskamers. De enige overlevende van dat transport van 1 Juni 1943 was de later zeer bekend geworden Jules Schelvis.
Bronnen o.a. het Stadsarchief Amsterdam, overgenomen delen/familie Jesaja Lissauer; bijzondere registers/Joods Meisjesweeshuis Rapenburgerstraat 171/Carolina Lissauer; gezinskaart Carolina Lissauer; archiefkaart Carolina Lissauer; het archief van de Joodse Raad, registratiekaart van Carolina Lissauer; Wikipedia website Jodentransporten vanuit Nederland.nl/transport 1 Juni 1943.