Sophia Rosetha Roos was een dochter van Jozeph Roos en Rosa Alexander. Zij was geboren in Ambt Hardenberg op 18 December 1896. Zij was ongehuwd en koos “verpleging“ als beroep. Haar vader (1850) overleed in 1918 en haar moeder (1862) in Juli 1935. Beiden zijn in Hardenberg begraven.
Sophie kreeg slechts één broer, Martijn Levie Roos, die op 20 September 1898 óók in Hardenberg was geboren. Echter de eveneens ongehuwde Martijn werd in 1923 als patiënt opgenomen in het “Apeldoornse Bos” en werd daar slachtoffer van de door de Duitsers opgezette ontruiming van het psychiatrisch ziekenhuis van 21 op 22 Januari 1943 en de daaropvolgende deportatie naar Auschwitz, waar Martijn Levie Roos op 44-jarige leeftijd op 25 Januari 1943 werd vermoord.
Sophie Rosetha Roos (Fie in de wandelgangen) kwam op 3 Juni 1918 vanuit Ambt Hardenberg aan in Amsterdam en vond woonruimte op de O.Z. Voorburgwal 158, waar zij een kamer had bij S. Groenheim. Zij werkte toen als kantoorbediende. Op 11 December 1919 vertrok zij naar de Tilanusstraat 59 en woonde in bij S. Levie.
Echter op 21 Maart 1923 trad zij in dienst als leerling verpleegster bij het P.I.Z., het Portugees Israëlitisch Zieken- en Oude Vrouwenhuis in de toenmalige Plantage Franschelaan 8-10-12 (de latere Henri Polaklaan). Op 14 December 1925 vertrok zij naar de Plantage Kerklaan 19, waar zij woonruimte vond in Huis Muller, maar op 8 Februari 1927 woonde zij opnieuw in de Plantage Franschelaan 8-10, waarbij nr. 10 vooral als zusterhuis werd gebruikt.
Zij verbleef daar tot 25 Juni 1929, en vertrok toen uit het zusterhuis naar de Kromme Mijdrechtstraat 74 en daar samen woonde met haar Roemeense collega leerling-verpleegster Rosalie Mokrauer, die vanaf 30 April 1927 óók bij het P.I.Z. in dienst was gekomen maar vanaf 20 Juni 1928 niet meer in het zusterhuis woonde. Sophie Rosetha Roos woonde 6 jaar in de Kromme Mijdrechtstraat maar verhuisde per 30 September 1935 naar de Nicolaas Maesstraat 120 en inwoonde bij Alfred Barchrach, en daar verbleef zij tot in April 1942.
Toen verhuisde zij naar het Merwedeplein 44 huis in de Amsterdamse Rivierenbuurt, waarna zij in Juni 1942 nog woonruimte betrok in de Zuider Amstellaan 42 III. Op 29 Juni 1943 was Sophie werkzaam als verpleegster in het C.I.Z., het Centraal Israëlitisch Ziekenhuis in de Jacob Obrechtstraat 92. De drie Joodse ziekenhuizen in de stad, het P.I.Z. op de Plantage Franschelaan (Henri Polaklaan), het N.I.Z. op de Nieuwe Keizersgracht en het C.I.Z. in de Jacob Obrechtstraat werden na meerdere razzia’s in Augustus 1943 volledig ontruimd.
Ten tijde van de verplichte registratie van alle Joden in Nederland, werd Sophie Rosetha Roos bij de Joodse Raad geregistreerd op het adres Jacob Obrechtstraat 92, het C.I.Z. waar zij als verpleegster vermoedelijk ook “intern” was. Echter uit het Stadsarchief van Amsterdam blijkt dat het het laatste adres van Sophie per 11 Februari 1944 opnieuw het P.I.Z. was in de Plantage Franschelaan 8-10.
Als verpleegkundige werd Sophie ongetwijfeld “Gesperrt” door de Joodse Raad, d.w.z., tot nader order voorlopig vrijgesteld van deportatie, alhoewel van een Sperre niets is vermeld op haar aanwezige registratiekaarten van de Joodse Raad. Echter in de zomer van 1943 kreeg Sophie wél de allerlaatste vrijstelling van deportatie, de z.g. “Aushahme Bescheinigung”. Die verkreeg zij als verpleegster van het P.I.Z. Ook verpleegsters van het N.I.Z. kregen zo een vrijstelling. Door deze allerlaatste vrijstelling was Sophie tot 30 September 1943 gevrijwaard van deportatie. Per die datum bestond de Joodse Raad niet meer; allen waren gedeporteerd en werd Amsterdam door de Duitsers “Judenrein” verklaard.
Wat nu de lotgevallen van Sophie geweest zijn tussen 30 September 1943 en 11 Februari 1944, de datum dat zij opnieuw op de Plantage Franschelaan 8-10 woonde, is onbekend. Duidelijk is wel dat haar verblijf daar slechts zo’n vier maanden heeft geduurd, want op 19 Juni 1944 werd zij opgepakt en afgevoerd naar Westerbork en ondergebracht in barak 85. Op 26 Juli 1944 schreef Sophie een uitgebreide brief aan haar “verre neef 7e graad” Calmer Julius Roos en zijn vrouw Grietje Burgij (Bobje) die op de Weteringschans in Amsterdam woonden en 29 Juli 1944 nogmaals een laatste briefkaart aan hen.
Op 31 Juli 1944 werd Sophie op transport gesteld naar Theresienstadt in een transport van slechts 213 personen. Na-oorlogs onderzoek heeft uitgewezen dat Sophie op 16 October 1944 van Theresienstradt op transport ging naar Auschwitz, waar zij op 18 October 1944 direct na aankomst in de gaskamers van Auschwitz-Birkenau is vermoord.
Bronnen o.a. het Stadsarchief Amsterdam, gezinskaarten van Sophie Rosetha Roos, archiefkaart Sophie Rosetha Roos, Bijzondere Registers Amsterdam/Portugees Israëlitisch Zieken- en Oude Vrouwenhuis met Sophie Rosetha Roos (en Rosalie Mokrauer); woningkaarten Amsterdam/Plantage Kerklaan 19 - Huis George Muller, Kromme Mijdrechtstraat 74 en Nicolaas Maesstraat 120; website Joods Amsterdam, betreft het P.I.Z, het N.I.Z. en het C.I.Z.; het archief van de Joodse Raad, registratiekaarten van Sophie Rosetha Roos en de Wikipedia website Jodentransporten vanuit Nederland.nl.