Duifje van der Sluis was een dochter van Enoch van der Sluis en Hester van Wittene. Zij trouwde in Rotterdam op 30 Maart 1910 met Levie van Dam, een zoon van Herman van Dam en Alida Cohen. Duifje en Levie kregen samen elf kinderen. Vier daarvan zijn op hele jonge leeftijd overleden. Haar zoon Herman is volgens gegevens van het Rotterdamse Bevolkingsregister vermoedelijk in de jaren 1930 in Spanje gesneuveld. Drie van haar kinderen, t.w. Hester, Dina en Heiman hebben de oorlog waarschijnlijk overleefd maar drie kinderen, Maurits. Sibilla en Hartog werden tijdens de Sjoa vermoord.
Het huwelijk tussen Duifje en Levie van Dam hield geen stand en op 4 Januari 1936 werd in Rotterdam de echtscheiding uitgeproken. Haar ex-man hertrouwde eind 1936 maar overleed in Rotterdam in 1941 en is aldaar begraven. Duifje van der Sluis, samen met haar dochter Sibilla en haar zoon Hartog verhuisden van Rotterdam naar den Haag waar zijn woonden in de De Gheijnstraat 94 a.
Duifje's dochter Sibilla, een frabrieksarbeidster, werd op 20 Augustus 1942 in Kamp Westerbork binnengebracht en al één dag later, op 21 Augustus naar Auschwitz gedeporteerd, waar zij uiteindelijk op 30 September 1942 om het leven is gekomen.
Duifje zelf én haar zoon Hartog zijn pas op 8 December 1942 naar Kamp Westerbork gestuurd, waar zij beiden vier dagen later, op 12 December gedeporteerd werden naar Auschwitz. Bij aankomst aldaar, op 15 December 1942 werden zij beiden direct vermoord.
Stadsarchief Rotterdam, gezinskaart Levie van Dam; Archief van de Joodse Raad, registratiekaarten van Duifje van der Sluis, Sibilla van Dam en Hartog van Dam; Burgerlijke Stand Den Haag, overlijdensakte 1951 C823 dd 8 Maart 1951 van Duifje van der Sluis - overlijdensakte 1951 C2326 van Hartog van Dam en overlijdensakte 1951 C531 van Sibilla van Dam.