Verhaal

Over het 20e konvooi van 19 April 1943.

van Mechelen naar Auschwitz

Dit transport bestaat bij het vertrek uit Mechelen uit  1631 personen, waaronder 262 kinderen. Een van hen is het jongste kind dat uit België gedeporteerd wordt, nr. 215 van de lijst, een meisje, geboren op 11 Maart 1943, nauwelijks 39 dagen voor haar vertrek naar de dood.

Het 20e konvooi dat erg typerend is, voert ook een van de oudste gedeporteerden weg, nr. 594 op de lijst, geboren op 7 Augustus 1852. Hij zou zijn 91e verjaardag hebben kunnen vieren als hij niet naar Auschwitz zou zijn gedeporteerd. Even typerend zijn de omstandigheden van dit transport. Om ontsnappingen te vermijden, heeft de SS-politie het transport van 19 April nog wel ‘s-nachts laten vertrekken, zoals de andere, maar voor de eerste maal in beestenwagens, waarvan de venstertjes afgegrendeld werden.

Ondanks deze voorzorgsmaatregelen zullen er veel ontsnappingen plaatsvinden: 231 gedeporteerden pogen te ontsnappen voor de grens. De meesten slagen hierin, hoewel de escorte schoten afvuurt. 23 lijken liggen langs het Belgische traject. Bovendien werden 3 andere vluchtelingen dodelijk gewond.

De ontsnapten sprongen van de rijdende trein. Zij hadden zelf hun ontsnapping georganiseerd door werktuigen die zij hadden meegenomen uit het verzamelkamp, soms met medeplichtigheid van de “werknemers”, die werkten sedert het najaar van 1942,  door opheffing van de transporten gedurende de winterperiode, voor de administratie van de SS-politie, maar ook voor SS-majoor Philipp Schmitt persoonlijk. De zaak werd in maart 1943 ontdekt en Schmitt moest het commando van het verzamelkamp overlaten aan de gewone SS-adjudant Johannes Frank, kort voor het vertrek van het 20e konvooi. Naast de gestolen “werktuigen” werden ook enkele vijlen in het kamp binnengesmokkeld met de pakjes die het VJB uitdeelde. (VJB: Vereniging der Belgische Joden). Van buitenaf had men echter aan een andere oplossing gedacht dan aan ontsnappen.

Het Beschermcomité voor Joden (C.J.D.:Comité de Défense des Juifs) registreert clandestien alle informatie over de genocide sedert het begin van het jaar. Onmiddellijk na de oprichting ervan na de grote razzia in Brussel in September 1942, wist het, zoals gepubliceerd werd in het Bulletin intérieur du Front de l’Indépendance, op 17 October 1942, dat “de Gestapo zich voorbereid op de deportatie van de ganse Joodse bevolking van België. Tienduizenden mensen worden blootgesteld aan een afgrijselijke dood”.

Door de informatie die nadien doorsijpelde raakt het C.J.D. overtuigd van de werkelijke genocide die plaatsvindt. Ghert Jospa, de initiatiefnemer van het clandestien comité plant dan een aanval tegen het 20e konvooi. Het project stemde geenszins overeen met enige daad van gewapende weerstand. Nergens in het Europa van de Eindoplossing heeft men zo’n poging durven ondernemen. Zelfs de geallieerden bombardeerden de spoorwegknooppunten niet, die de konvooien naar de concentratiekampen leiden. De groepen van het gewapend verzet, waarnaar het C.D.J. zich wendde, waagden zich overigens niet aan zo’n vermetele daad.

Een jonge Joodse dokter, die geen verantwoordelijkheid had in de organisatie, nam dit gekke idee voor zijn rekening. Dit zal hem het leven kosten. Georges, alias Youra Livschitz zal in Februari 1944 gefusilleerd worden als “terroristisch gijzelaar” omdat hij “deelgenomen had aan de aanslag van 19 April 1943 tegen het konvooi Joden (treintransport)". Hij was nochtans geen “chef van een terroristenbende”. 

Op 19 April bestond zijn “bende” uit twee niet-joodse vroegere klasgenoten, Jean Franklemon en Robert Maistriau. Uitgerust met een enkele revolver van klein kaliber en met een lantaarn dwong dit vermetele trio het 20e konvooi tot stilstand tussen Boortmeerbeeck en Wespelaer, even voor Leuven. Zij hadden nauwelijks tijd om hun bevrijdingsplan uit te voeren. Zij waren er niet op bedacht dat er Duitse agenten vooraan in het konvooi aanwezig zouden zijn. Tijdens de fusillade slaagde enkel Robert Maistriau erin een wagon te openen in het midden van dit lange konvooi. Maximum 17 gedeporteerden ontsnapten.

De 1400 overige gedeporteerden kwamen op 22 April 1943 in Auschwitz aan. 880 personen werden onmiddellijk uitgemoord. Maar het uitmoorden van 880 gedeporteerden van dit rebels konvooi verliep niet "zonder problemen". Op aanvraag van Auschwitz zond Berlijn een dreigende telex naar Brussel. Hierin “herhaalt” de  Rijksveiligheid, “om overduidelijke redenen de vraag (….) om tijdens de reis geen enkele allusie te maken waardoor er enige weerstand vanwege de Joden zou kunnen ontstaan en geen enkele verdenking op te wekken over de manier waarop ze gelogeerd zullen worden”

Van het 20e konvooi “logeert” Auschwitz er nauwelijks 520. De helft ervan zijn vrouwen: 245. Velen zullen “medische experimenten” moeten ondergaan in blok 10 van het hoofdkamp. Paradoxaal genoeg zullen de gedeporteerden van dit 20e konvooi een van de hoogste overlevingsgetallen hebben van de ganse “Belgische deportatie”: 150 gedeporteerden zullen er bij de Bevrijding der kampen nog in leven zijn.

Bron: Het Memoriaal van de Deportatie der Belgische Joden, blz.30 en 31.

Alle rechten voorbehouden