Betje werd in Leek geboren als de oudste dochter van Salomon Siemon Aptroot en Annigje van Esso. Haar moeder overleed in het kraambed van haar vierde kind. Betje verhuisde met haar vader naar Enschede waar hij een kleermakerij inrichtte in de Altstätschestraat (later Kalanderstraat genoemd). Hij had een winkelwoonhuis gehuurd van de weduwe Aaltje Stevens-ten Cate. In 1885 trouwde haar vader opnieuw met Frieda Meijer.
In 1891 verkocht haar vader zijn inboedel en het gezin vertrok naar het nabij gelegen Lonneker dat in 1884 deels was toegevoegd aan de Gemeente Enschede. Tussen 1895 en 1899 had Salomon een manufacturen winkel in Grijpskerk en ging daarna weer terug naar Enschede. Vermoedelijk was dit ook de levensloop voor Betje en haar broer en zusters.
In navolging van haar vader en zijn familie zou ook Betje zich ook gaan bezighouden met kleding en de productie ervan. In 1903 werd in Enschede een tentoonstelling gehouden over de nieuwe Reform Mode waarbij meer aandacht werd geschonken aan gemakkelijk zittende kleding dat beter was voor het lichaam dan het ingesnoerd lijf van een corset. Het was een begin van het feminisme dat toen nog niet politiek beladen was. Zij ontwierp een drietal dames costuums die in de smaak vielen en meteen werden verkocht.
Na haar huwelijk in 1910 met de handelsreiziger David Wolff kwam zij als gehuwde vrouw terecht in Meppel tot 1914. Hun zoon Jacob David werd daar in februari 1911 geboren. Het jonge gezin verhuisde daarna op 11 mei naar Den Haag. Daar zou dochter Anna ter wereld komen in 1915.
Betje is later in Aalten terechtgekomen waar zij in 1944 overleed.