Te Neurenberg duurt 't proces tegen de hoofdmannen van 't schrikbeweind nog maar steeds voort. (...) En dan die arme Joden! Ze zijn zoo goed als uitgemoord. Voorheen stond het Scheffersplein te Dordt vol Joden! Zij hadden kleinhandel, maar ook wel manufacturen en verkochten heel wat. We hadden Joodsche veehandelaars en dit goudsmids. Er waren Jodenfamilies waar we mind of meer bevriend mêe waren. Zoo o.a. Pinias Zwarenstein van Strijen. Reeds in 't begin dezer eeuw kocht ik schapen van hem om te (?) als ze vet waren verkocht ik ze weer aan hem. Hij kocht ook mijn lammeren en wol. Hij werd ook door W. Visser en mij naar Texel gezonden, om stamboek lammeren te koopen. Van hem zeiden wij wel eens "zie, waarlijk een Israëliet waarin geen bedrog is." Hij had maar één zoon Philippus genaamd. Die woonde als veearts in 't huis hier naast ons en kwam door bloedvergitiging op jeugdigen leeftij om het leven. Verder had hij drie of vier knappe lieve dochters. Het angst en vreeze zagen wij het Hitler bewind en daarbij de Jodenvervolging veld winnen. Als wij vraagden wat hij voor de Joden vreesde was altijd zijn atnwoord: eerst wij en dan jelui. Eerst onze fietsen, dan de uwe, eerst onze auto's dan de uwe, eerst wij naar Duitschland, dan jelui. ' Laatst zagen wij hen toen ze al met een ster op de borst moesten loopen. We kwamen ze tegen op 't veer. Zij moesten naar Dordt, naar de Joodsche Raad. Er was weer een sprankje hoop te bespeuren op hun wanhopige gezicht. 't Is voor het laatst geweest dat wij hun vriendelijke gezichten zagen. (?) zeiden ze altijd, als we maar niet uit ons huis behoeven, al worden we ook nog zoo arm als we maar in Strijen mogen blijven woonen. Maar, ach arme, spoedig al werden zij weg gevoerd. In Assen ontmoetten zij een getrouwde dochter uit Middelharnis. Wat een treurige ontmoeting. Wat is er verder met hen gebeurd? Nooit meer van gehoord. Vermoedelijk onteerd, verneder, mishandeld, vermoord en verbrand.
Zoo kenden wij ook de fam. Hartog, vroeger een slagertje op 's Gravendeel, die een groot gezin had. De oudste Salomo was een bekend veehandelaar en geen beste.
Fam. Kleinkramer, vroeger een manufacturenwinkel te 's Gravendeel. Ook een groot gezin. Een paar zoons hadden voor de oorlog een belangrijk manuf. winkel te Dordt. Allen weg. nog niet één terug van al die levenslustige Joden. 't Is zoo vreeselijk, dat men er zich niet in kan denken. In Dordt waren drie Joosche dokters en (?), daar zijn er twee van over. Te Strijen is ook een Jood over. Die was getrouwd met de weduwe van de (...) van den zoo even vermelden veearts. Hij is ondergedoken gebleven en zijn vrouw en zoontje werden niet ontvoerd om de één of andere reden. Er is geen slag zoo zwaar, (?)