"Ik sloop met een reservesleutel twee dagen na die grote razzia (in 1943, GL) naar het huis van mijn weggehaalde oudste zuster Juul en haar man. Als versteend bleef ik in de keuken staan. Op tafel stond de schaal met het restant van hun visgerecht, de gebruikte servetten er in aller haast neergeworpen omheen. Het kon mij niet duidelijker gemaakt worden dat wat zij, wat wij allen zo gevreesd hadden, nu toch gebeurd was. Zij waren onherroepelijk weg. Alleen de keukenklok tikte onaangedaan verder.
Ik nam het visbestek als laatste groet, ik nam haar ochtendjas als tastbare herinnering aan degene van wie ik zelfs geen afscheid had kunnen nemen met me mee, in het besef dat alles wat hen dierbaar was geweest, teloor zou gaan, geroofd zou worden of domweg zou worden weggeworpen.
Ik was er op mijn tenen binnengekomen, innerlijk verscheurd ben ik er op mijn tenen vandaan gegaan, van dat ontzielde huis in de Sarphatistraat."
Betty Bausch-Polak "Bewogen stilte" Kampen 2005, p. 41
Addition