Erwin Julius Cohn was een zoon van Max Cohn en Selma Sonn. Hij had een oudere zus, Erika Lotte, die in 1922 was geboren. In februari 1927 overleed zijn moeder, en een jaar later hertrouwde zijn vader met Gretchen Magnus. Het gezin woonde in de Isestrasse in Hamburg.
Vader werkte als boekhouder bij diverse firma's, tot 1934 in vast dienstverband. Toen verloor hij zijn baan en volgden twee jaren van werkloosheid. In 1936 vond hij opnieuw een vaste aanstelling bij een bedrijf, waar hij tot september 1941 zou blijven werken.
Erwin werd in februari 1938 naar Amsterdam gezonden, waar hij bij een zus van zijn vader in huis kwam. Zij woonde al in Amsterdam sinds enige decennia, was ook met een Nederlander gehuwd en had een zoon die een jaar ouder was dan Erwin.
Toen de oorlog uitbrak, werd Erwin in 1941 bij een razzia op straat opgepakt en naar Mauthausen gedeporteerd.
In november 1938 werd zijn vader tijdens de Kristallnacht opgepakt en naar het concentratiekamp Sachsenhausen gebracht, waar hij een maand lang werd vastgehouden. Na zijn vrijlating bracht het echtpaar hun dochter snel in veiligheid: ze kon in juni 1939 met een kindertransport naar Engeland ontkomen en overleefde daar de oorlog.
De ouders bleven in Duitsland achter en werden op 25 oktober 1941 naar het getto van Lodz gedeporteerd, waar ze in de Kühlen Gasse 14/38 kwamen te wonen. Waarschijnlijk werden ze in mei 1942 in Chelmno vermoord.
Bron: http://www.stolpersteine-hamburg.de/index.php?MAIN_ID=7&BIO_ID=1512