VERZET IN ENSCHEDE
Zeg “Joodsche Raad” en je denkt aan Amsterdam in de Tweede Wereldoorlog, aan voorzitter Cohen, vice voorzitter Ascher die,
“om erger te voorkomen” meewerkten met de Duitsers. “Pijnlijk”
en “schandelijke”en een “smet op het joodse zelfbewustzijn” noemt documentairemaakster Renée Sanders deze episode in de joodse geschiedenis.
En een extra motief voor haar als traditioneel joodse vrouw om te laten zien dat het ook anders had gekund. En dat het in de praktijk, maar dan niet in Amsterdam, ook anders is gegaan. Dat doet zij in de documentaire “Van onmacht naar kracht”.
Over de Joodsche Raad van Enschede in de jaren 19141 tot 1943.
Daar, in Enschede, was geen sprake van volgzaamheid en lijdzaamheid, die zo kenmerkend was voor Amsterdam.
Terwijl Amsterdam meewerkte aan de deportatie van de Joden,
liet de Joodsche Raad Enschede de Joden juist onderduiken.
Van de 1200 Joden die in 1940 in Enschede woonden, overleefden 500 de oorlog. Dat is veel voor Nederlandse begrippen.
Sanders heeft een grote persoonlijke betrokkenheid bij het onderwerp. Haar eigen grootvader Gerard Sanders, zat als secretaris in de Raad, samen met voorzitter Sieg Menko en penningmeester Isedoor van Dam. Dit drietal werd stevig geholpen door de gereformeerd-vrijgemaakte dominee Leendert Overduin.
Sanders heeft een paar verklaringen voor de strijdbare opstelling van de Joodsche Raad in Enschede. Zo dicht bij de Duitse grens
was die strijdbaarheid eigenlijk al in de jaren dertig ontstaan.
Sanders: “Mijn vader ving vanaf het begin van de jaren dertig samen met Menko en Van Dam Duits-Joodse vluchtelingen op. Ze kwamen bij ons over de vloer. Daardoor wisten ze al in een heel vroeg stadium wat er in Duitsland aan de hand was”.
Ook speelt volgens haar een rol dat in September 1941 in Enschede de eerste grote razzia plaatsvond buiten Amsterdam. “Er werden honderd, voornamelijk Joodse mannen gedeporteerd. Na drie weken kwamen de eerste overlijdensberichten binnen. Bijna honderd joodse mannen op een gemeenschap van 1200; dat is een groot percentage. Daarvoor konden ze de ogen niet sluiten.
Maar het heeft ook iets met het karakter van Menko te maken.
Toen hij op bezoek was bij de Joodsche Raad in Amsterdam en
over onderduiken begon, kreeg hij van Cohen te horen: “het woord onderduiken komt in ons vocabulaire niet voor”.
Daarover is hij heel kwaad geworden. Hij vertikte het om uit te voeren wat ze in Amsterdam bedachten. Wat dat betreft had hij de mentaliteit van een echte Twentenaar.
Vergeet ook niet dat de leden van de raad in Enschede deel uitmaakten van een heel sophisticated groep Joodse ondernemers”.
De grootvader van Sanders kwam uit een eenvoudig milieu, de oudste in een gezin van zeven kinderen. Als jongeman kwam hij te werken bij textielfabriek “de Nijverheid” van de Joodse familie Van Gelderen. Hij wist zich op te werken tot procuratiehouder en zelf nog even als directiesecretaris bij van Gelderen.
Hij was een actieve man met vele contacten die hem bij het latere verzetswerk goed van pas kwamen. Hetzelfde geldt ook voor de
twee anderen in de Joodsche Raad. Vanaf het allereerste begin was ook dominee Overduin erbij betrokken.
Hij zorgde voor onderduikadressen, ging zelfs persoonlijk langs de huizen om te vragen naar onderduikplaatsen. Sanders: “Onder zijn leiding is het eerste onderduikers-netwerk van Nederland tot stand
gekomen”.
De grootvader van Renée Sanders heeft de Tweede Wereldoorlog niet overleefd. Hij is vermoedelijk verraden. Met aanvankelijk gemengde gevoelens heeft Renée Sanders “Van onmacht naar kracht” gemaakt. Sanders: “Ik hoorde wel veel goede dingen over mijn grootvader. Maar ik dacht tegelijk: ja, ja, dat zal wel. Maar uiteindelijk ben ik heel blij dat ik het toch heb gedaan.
Wilfried van der Bles.
(geplaatst door de redactie community 15-2-2015)