Inleiding:
“Vrijdagmiddag j.l. had ten huize van den heer J. M. Hes, J. D. Meijerplein 18 alhier, de plechtige installatie plaats van den heer B. de Groot tot Voorzanger ter Synagoge der Vereniging Ner Mitzwa Wesouroh Our, Nieuwe Kerkstraat alhier.”
Zo begint een artikel in het NIW van vrijdag 9 mei 1913. De plechtige installatie vond plaats op 2 mei 1913. Voor alle duidelijkheid / zekerheid, de naam van deze vereniging wordt op meerdere manieren gespeld. Zo komt ook de spelling: Neir Mitswoh We-Thouro Our voor!
Een foto van de nieuwe voorzanger
Ik ben op zoek gegaan naar deze B. de Groot en deze vereniging omdat ik in het tijdschrift De Joodsche Prins een foto vond van B. de Groot, gekleed als voorzanger. Veel was er aanvankelijk niet te vinden. Het feit dat ik alleen de voorletter B had, maakte het zoeken niet eenvoudig. Gelukkig vond ik een klein artikeltje in het Nieuw Israëlitisch Weekblad (NIW) over de Joodse vereniging uit de Watergraafsmeer: Beeir Majim Gajim (B.M.G.). In dit artikel gaat het over het afscheid van hun lid en voorzanger, de heer B. de Groot. Er wordt gesproken over de jeugdige leeftijd van hun voorzanger en dat hij werd gewaardeerd. Zo zelfs dat er spontaan een afscheidscomité werd benoemd. De leden van de vereniging brachten geld bijeen voor een afscheidscadeau. Op 15 mei 1913 is de afscheidsbijeenkomst in het vroegere schoollokaal (onbekende locatie) van de vereniging.
De voorzitter E.N. Cohen spreekt de volgende lovende woorden tot hem:
“Waar gij op zoo jeugdigen leeftijd, deze eigenschappen bezit en ze waardig weet te gebruiken, daar kon het geen opzien wekken, gij elders, na gedane proefdienst, gekozen zoudet worden en hoezeer ons uw heengaan ook spijt, moeten wij de reden, die voor u de aanleiding was, billijken. Voor de wijze, waarop gij uw toehoorders steeds wist te boeien, waardoor ook het decorum in de Synagoge veel werd verhoogd, hadden enige leden gemeend, dit met een klein bewijs van erkentelijkheid te betonen. Ik feliciteer u en uwe brave ouders, ook namens mijne medecommittenten en leden onzer vereniging, met uwe benoeming en bied ik u hierbij namens hen dit horloge aan, in de veronderstelling en in de hoop, dat gij nu …….. met genoegen en blijvende vriendschap aan de leden van B. M. G. zult denken.”
Bron: het NIW van 16 mei 1913.
B. krijgt ook nog een Latijns woordenboek, een boek dat zeer nuttig geacht werd voor zijn verdere studie. Daarna is het woord aan hem, de persoon die de vereniging gaat verlaten. B. benadrukt dat hij zijn functioneren in de vereniging altijd als zeer aangenaam heeft aanvaarden. Nooit is er sprake geweest van welke ontevredenheid dan ook. Hij wenst de vereniging B.M.G. en haar leden dan ook het allerbeste.
Na deze woorden is de bijeenkomst ten einde en begeeft men zich naar de Synagoge in de Paul Krugerstraat (nu: Zacharias Jansestraat).
B.M.G. zou helaas geen lang leven meer hebben. In 1922 valt het doek voor deze vereniging en worden haar taken overgenomen door de Hoofdsynagoge. Met de komst van de Linnaeusstraat Synagoge in 1928 is het Joods religieuze leven helemaal gewaarborgd. Overigens mag niet onvermeld blijven dat er in de Commelinstraat (zijstraat van de Linnaeusstraat) ook een synagoge zat en wel van de Vereniging “Bnei Brith Bebeth Jaäcob”. Ook zij verliest haar functie en wordt uiteindelijk opgeheven in 1936.
Maar wie is nu toch deze B. de Groot.
Het lijkt voor de hand te liggen dat zijn wortels zich bevinden bij B.M.G. en dus ook in de Watergraafsmeer. Zijn benoeming vindt plaats in 1913. In de hiervoor genoemde artikelen wordt gesproken over zijn jeugdige leeftijd.
In zijn toespraak tot de leden van Ner Mitswo Wethora Our benoemt hij het zelf ook:
“….. dat hem, jongeling, nauwelijks de kinderschoenen ontwassen, aarzeling bevangt nu hij geroepen is een zoo hoog en heilig ambt, een taak van zoo hoge verantwoordelijkheid en ernst te aanvaarden, nu hij den man vervangen moet, die met zooveel Godsverering en plichtsbetrachting de gemeente in het gebed is voorgegaan. …….. hij vertrouwt echter op G., en bidt Hem, die hem reeds zo dikwijls heeft geholpen, om bijstand.”
Bron: het NIW van 9 mei 1913.
Maar hoe jeugdig, hoe jong was B. dan?
Je denkt al snel aan iemand van tussen de twintig en dertig jaar. Zijn geboortejaar zou dan moeten liggen tussen, ruim genomen, 1875 en 1895. Dankzij de hulp van Harmen Snel van het SAA leek het te lukken. Eigenlijk is de enige naam die in aanmerking kwam die van Barend de Groot, zoon van Jakob de Groot (bakker, broodbezorger) en Sara Davidson. Barend, geboren op 9 mei 1893, is zeer jong ‘uitverkoren’ voor het ambt van voorzanger, in 1913 is hij net 20 jaar oud en blijkbaar al enige tijd voorzanger.
Barend is net als zijn broers Meijer en Eliazer geboren in Rotterdam. Samen met hun ouders komen zijn in 1906 naar Amsterdam. Het eerst bekende adres, bij mij, is Blasiusstraat 132 III. Daarna volgen verhuizingen naar de Iepenweg 51 huis, de Wagenaarstraat 48 huis en als laatste de Transvaalstraat 32 huis. Beide ouders overlijden in 1934 op dit adres.
Helemaal zeker is het natuurlijk niet, maar een officiële benoeming met zijn voornaam heb ik niet kunnen vinden. Bij het Stadsarchief heb ik de notulen van de Kerkenraad van de Nederlands Israëlitische Hoofdsynagoge (SAA, inv.nr. 714 – 178) doorgezocht, maar helaas niets kunnen vinden. Het zou kunnen dat het ambt van voorzanger in de synagoge van Ner Mitswo Wethora Our niet belangrijk genoeg was (maar dat is speculatie). Toch ben ik van mening dat het hier toch echt om Barend de Groot gaat!
Ten tijde van zijn benoeming tot voorzanger woont hij nog bij zijn ouders in de Wagenaarstraat 48hs. Kijkend naar de woonkaart van dit adres zat er ‘een koekwinkel’. Dat is, gezien het beroep van vader, niet echt een verrassing.
Barend gaat op zichzelf wonen.
Het eerste adres waar hij zelfstandig woont, vanaf 7 januari 1924, is in de Linnaeusstraat (op nummer 64 II). Op 24 juli 1925 gaat hij tijdelijk terug naar het ouderlijk adres in de Wagenaarstraat. In 1927, op 12 september, vertrekt hij naar de Valeriusstraat 288 (boven?). Voor zowel het adres in de Linnaeusstraat en de Valeriusstraat valt op dat daar een aantal dezelfde namen voorkomen. Het gaat om Erna en Margaretha Ruddies. Zij behoren tot het gezin van een zekere Karl Albert Braun. (Auguste Emilie) Margaretha Ruddies trouwt op 14 juli 1926 met deze Karl Albert. Het is volgens de huwelijksakte overigens hun tweede huwelijk, op 28 november 1921 waren zij ook al een keer met elkaar getrouwd en wel in Keulen - Ehrenfeld, Duitsland. Wanneer de scheiding heeft plaatsgevonden is mij niet bekend.
Allen komen, per 2 september 1925, uiteindelijk te wonen in de Valeriusstraat op het huisnummer 288. Is dit toeval? Wie zal het zeggen, maar op 15 december 1927 trouwt Barend, inmiddels 34 jaar oud, met Erna Hulda Ruddies (geboren in Keulen, naaister van beroep) die 25 jaar oud is. Volgens www.wiewaswie.nl is Barend: “klerk bij de gemeentetram”. Er is geen verwijzing naar zijn carrière als voorzanger in een synagoge. Een carrière als voorzanger zal er overigens niet meer in hebben gezeten, Erna is Rooms-katholiek. Van Barend de Groot is niets meer terug te vinden in de kranten in relatie tot zijn benoeming als voorzanger.
In 1925 wordt in een groot overzichtsartikel van E.S. Hen (“Iets over huis- en chewresjoelen”) nog wel de synagoge in de Nieuwe Kerkstraat aangehaald en wordt er verwezen naar de vroegere en de huidige voorzangers. De naam van Barend komt niet voor in dit rijtje.
Dit schrijft E.S. Hen over deze synagoge:
“Een van de meest bloeiende en meest bezochte chewresjoelen is die van de vereniging „Neir Mitswoh Wesouroh Our". 't Zou mij te ver voeren, hier de lotgevallen van deze vereniging in den brede te memoreren. Volstaan wij met te vermelden, dat het fraaie gebouw aan de N. Kerkstraat, waarin de sjoel thans gevestigd is, het derde lokaal in de zelfde straat is, dat de vereen, sinds haar stichting betrokken heeft. Bekende leeraren aldaar waren wijlen A. Sajet en B. v. d. Velde. Thans fungeert als zoodanig Rabbijn Salomons. Van de gazzoniem, die daar dienst gedaan hebben, vermelden wij wijlen de h.h. M. de Brave, Linnewiel, Ph. de Paauw en M. Bolle.”
Bron: NIW 14-08-1925
Waarom wordt zijn naam niet genoemd? Wat kan je hier uit afleiden? Was de benoeming geen succes of was hij 'van zijn geloof vervreemd geraakt'? Of had het misschien iets te maken met het feit dat Barend ‘omgang had’ met een niet-joodse vrouw? Dit laatste kan eigenlijk niet. Barend is namelijk elders aan het werk en wel bij de gemeente Amsterdam. In de genealogische bronnen bij het SAA vond ik zijn pensioenkaart. Daarin staat dat hij per 1 januari 1921 is aangesteld als klerk.
De bruiloft
Of de vader van Barend op de bruiloft aanwezig is, is niet duidelijk. Hij heeft in ieder geval de huwelijksakte niet getekend, hij is geen getuige.
Volgens de akte is het bruidspaar ‘woonachtig alhier’ (Amsterdam).
De vader van Erna is koopman en woont in Ehrenfeldt (Duitsland), de moeder (Emilie Schmidt) is overleden. Op de akte de aantekening: “de bruid is Duitsche”.
Als getuigen zijn aanwezig een zuster van Erna (Emilie Auguste Margaretha Ruddies, 31 jaar oud, typiste) en een Simon Polak (bioscoop directeur). Beide getuigen wonen in Amsterdam.
Barend en Erna krijgen samen twee zoons. Erna komt te overlijden in 1982 en wordt begraven op de RK Begraafplaats Buitenveldert. De overlijdensdatum van Barend is mij (op dit moment) niet bekend.