Bilha ging van 1 september 1936 tot 18 mei 1943 naar de Amsterdamse dovenschool. De school noteerde over Bilha dat zij geheel doof was, een goede aanleg had en goed kon aflezen.
Volgens de gegevens van de school was haar vader koopman van beroep.
Ook staat genoteerd dat zij “als Jodin naar Duitschland” vertrok.
Ooggetuigen vertellen dat Bilha Vleeschdrager en Elly Farro onafscheidelijke hartsvriendinnen waren.
Een ooggetuige vertelt dat dagelijks een groep moeders met dove kinderen van de school langs de Plantage Parklaan naar de tramhalte bij het Wertheimpark liep, om met tram 7 naar huis te gaan. Op een dag zag deze groep kinderen de beide meisjes op het balkon staan van het huis naast het Hugo de Vrieshuis. In het Hugo de Vrieshuis waren in 1942 en 1943 enkele bureaus van de Joodsche Raad gehuisvest. De meisjes vertelden dat hun ouders sinds die ochtend weg waren, dat zij niet wisten waar ze waren en dat ze ook niet wisten wat zij nu moesten doen. Er werd naar elkaar gezwaaid. De meisjes zouden de volgende dag weggevoerd zijn.
Uit de gezinskaarten van het Amsterdams stadsarchief is te halen dat het gezin Vleeschdrager op 8 augustus verhuisde naar Nieuwe Prinsengracht 56-onderhuis, in Amsterdam. Het gezin Farro verhuisde op 18 december 1942 naar hetzelfde adres.
Bilha stond op de lijst van transportnummer 68. Dit transport vertrok op 8 juni 1943 uit Westerbork en kwam op 11 juni 1943 in Sobibor aan. Het transport bevatte 3017 gedeporteerden, waaronder 1145 kinderen.
Bilha staat in het boek In Memoriam vermeld op pagina 554, zonder foto.