Mozes ging van 1 mei 1912 tot eind juli 1918 naar de Amsterdamse dovenschool. Volgens de gegevens van de school was hij met 9 maanden doof geworden door “blauwe mazelen”.
Zijn vader was werkman op een veemarkt.
Op 30 juli 1918 staat genoteerd dat Mozes “wegens verarming van het huisgezin” werd overgeplaatst naar Groningen.
Mozes ging van 10 september 1918 tot 22 juli 1926 naar de Groningse dovenschool. Volgens de gegevens van de Groningse school was hij doof geworden en was zijn vader veedrijver van beroep.
Mozes leerde schrijnwerken en werd meubelmaker van beroep.
Mozes trouwde op 22 januari 1936 in Zutphen met Rebecca Leeraar, doof en oud-leerlinge van de Groningse dovenschool. Zij hadden een zoontje: Gabriël Juda (1940-1943).
Mozes staat vermeld in de lijst met leden van de Amsterdamse dovenschaakvereniging Tot Ons Genoegen (TOG), die in de oorlog omgekomen zijn.
Hij was tevens bestuurslid van de Amsterdamse voetbalvereniging Amstelstad. In het meinummer van 1937 van het tijdschrift ANDOR wordt Mozes genoemd in een verslag van een voetbalwedstrijd. De leden van Amstelstad waren erg teleurgesteld toen Mozes in het seizoen 1938-1939 liet weten naar Zutphen te gaan verhuizen. In het seizoen 1940-1941 was hij echter nog altijd bestuurslid. In het aprilnummer van 1939 wordt hij opnieuw vermeld in een verslag van een voetbalwedstrijd, evenals in het mei/juninummer van 1940.
Volgens de ledenlijst van 1934 was Mozes ook lid van de Amsterdamse dovenvereniging Guyot. Hij staat tevens vermeld in het huldeblijk aan Hartog Zegerius, bij zijn 25-jarig bestuursjubileum.
In het januarinummer van 1939 van het tijdschrift ANDOR is een nieuwjaarswens te vinden van het echtpaar Wertheim-Leeraar, waarin als woonplaats Zutphen staat vermeld.
In het maart/aprilnummer van 1940 staat een advertentie waarin de geboorte van de zoon van het echtpaar wordt aangekondigd: Gabriël Judo (wat moet zijn: Juda), op 14 april 1940.