Debora ging van 10 september 1894 tot 9 juli 1902 naar de Groningse dovenschool. Volgens de gegevens van de school was zij doof geboren.
Haar vader was koopman van beroep. Debora leerde naaien.
De school noteerde dat zij in november 1911 getrouwd was met Levie de Jong, en een dochter had.
Debora trouwde op 25 augustus 1910 met Levie de Jong, doof en oud-leerling van de Groningse dovenschool. Samen kregen zij vier kinderen, drie daarvan overleefden de oorlog. Eén dochter, Sophia Winnink-de Jong, werd in de oorlog vermoord.
Debora had twee dove broers: Hartog Zegerius en Aäron Zegerius. Zij had ook een dove neef: Joseph Zegerius.
Debora was volgens de ledenlijst van 1934 lid van de Amsterdamse dovenvereniging Guyot. Zij staat tevens vermeld in het huldeblijk aan Hartog Zegerius, bij zijn 25-jarig bestuursjubileum.
Debora schreef een brief aan de redactie van Ons Tijdschrift, 13 oktober 1915, waarin zij kritiek uitte op het plan om binnen het Guyotfonds, dat financiële bijstand verleende aan doven, aparte afdelingen te maken voor Joden en Christenen. De Amsterdamse vereniging Guyot liet volgens haar uitstekend zien dat verschil in godsdienst geen afbreuk hoefde te doen aan de harmonie tussen leden.
In het juli/augustusnummer van 1940 van ANDOR is een advertentie te vinden van de kinderen van het echtpaar De Jong-Zegerius, waarin zij bekend maken dat hun ouders op 25 augustus hun 30-jarig huwelijk hopen te herdenken.