Josef wordt in Wenen geboren op 22 oktober 1929. In januari 1939 komt hij met een kindertransport van Wenen naar Nederland. Hij is dan negen jaar en reist samen met zijn driejarige nichtje, Gerda Klein.
Josefs moeder is Netti Prager, geboren in 1904 in Wenen. Zij is de oudste dochter van Moritz en Gisela Prager en ongehuwd. Om onbekende redenen wordt in de meeste documenten Josefs grootvader als zijn vader vermeld. Maar uit een verzoek dat zijn oom Willy (Wilhelm) Prager schrijft om hem naar Nederland te laten komen, blijkt dat Josefs vader een uit Oostenrijk uitgewezen Pool was.
Na aankomst in Nederland wordt Josef in vier tehuizen en twee ziekenhuizen ondergebracht, waarvoor zijn oom een maandelijkse bijdrage betaalt. Als laatste verblijft hij in vluchtelingenkamp Huize Ten Vijver, Dwarsweg 1, Scheveningen. Daarna woont hij bij de grootouders in de Korte Nieuwe Havenstraat 176 in Den Haag. Vervolgens met zijn inmiddels naar Nederland gekomen moeder in Utrecht. Volgens sommige documenten wonen ze in de Dreihuettenstraat 23, maar waarschijnlijker is dat beiden, samen met de grootouders, die uit Den Haag geëvacueerd zijn, in de Vrouwjuttenstraat wonen.
Op 22 april 1943 worden Josef en zijn moeder naar kamp Vught gedeporteerd. Hier vandaan gaan ze op 6 juni 1943 op transport naar Westerbork. Ze blijven hier maar twee dagen en worden dan naar Sobibor gedeporteerd (transport 68). Daar zijn beiden op 11 Juni 1943 vermoord. Josef is dan 13 jaar, zijn moeder Netti 38 jaar.
Zijn grootouders worden op 8 mei 1943 naar kamp Vught gebracht. Zij gaan op 11 mei 1943 op transport naar Sobibor waar ze op 14 mei vermoord worden. Zijn nichtje Gerda Sophie Klein wordt op 6 maart 1944 vermoord in concentratiekamp Auschwitz.
Bron: Privé-collectie