Claartje van Aals heette eigenlijk Klara, maar dat vond ze maar een stijve naam. Claartje werd geboren op 16 september 1922 in Utrecht. Haar ouders zijn Izaak van Aals en Naatje de Leeuw. Claartje van Aals had ook een stiefzus: Marianne. Izaak van Aals had een winkel in chocoladeartikelen in Utrecht aan de Nobelstraat 37. Het gezin woonde zelf boven de winkel. Claartje van Aals ging naar de openbare lagere school aan de Hamburgerstraat in Utrecht. Toen Claartje van Aals elf jaar was, overleed haar moeder. Dat was, volgens Claartjes vriendinnen, een gebeurtenis waar Claartje liever niet over wilde praten. Claartje had een grote hobby: zwemmen. Ze zat bij UZC, de Utrechtse Zwemclub.
Toen Claartje zestien werd, wilde ze meteen de verpleging in, maar ze was nog te jong. Daarom had ze eerst een baan bij de spoorwegen. Toen ze hier werkte, ontmoette ze Aagje Kaagman. Aagje Kaagman werd haar beste vriendin. In november 1940 kreeg de chef van Claartje, meneer van Der Putten, bericht dat Claartje zich moest melden bij de Duitse commandant. Omdat Claartje er die dag niet was, ging Aagje in haar plaats. Aagje kreeg het bericht dat Claartje was ontslagen.
In het geheim betaalde de Spoorwegen het salaris van Claartje door. Op 22 december 1940 ging Claartje van Aals naar het Apeldoornsche Bosch om daar als verpleegster te werken. Vanuit het Apeldoornsche Bosch schreef Claartje haar vriendin Aagje lange brieven over wat ze allemaal meemaakte. Ze schreef over haar patiënten en haar werk en over vriendjes en verliefdheden. Claartje had namelijk een vriendje toen ze bij het Apeldoornsche Bosch werkte, Arno. Toen Claartje erachter kwam dat Het Apeldoornsche Bosch ontruimd zou worden, schreef Claartje een afscheidsbrief aan Aagje.
‘Apeldoorn, 21 januari 1943. Lieve Aag, Meiske schrik niet, maar vandaag gaan we foetsie. Waarheen weten we nog niet en wat er met de mensen gebeurt weten we ook niet. Het is een en al chaos. Ik zit op de gang te schrijven en ben idioot kalm. Ik had juist deze week een babystelletje gekocht voor je en hoop dat ik nog de gelegenheid heb het weg te sturen, maar ik zal zo veel mogelijk mijn best doen. Aag, denk je eens even in: vijftienhonderd mensen – patiënten en personeel – worden zo maar weggehaald en je weet niet wat er met je gaat gebeuren. Haast de helft van het personeel is ondergedoken. We zitten nu op heel G met vijf zusters. Vannacht heb ik twee uur geslapen. Van drie tot vijf uur. Er slapen allemaal mannen boven en het is overal een zwijnekeet, dat snap je. Agie, alles moet ik achterlaten, alleen het hoogstnoodzakelijke kan ik meenemen. Wat zal er van ons worden? Het is net of ik dronken ben. Als ik wil kan ik duiken, maar ik voel me verplicht om met de mensen mee te gaan, want daar gaat je hart toch ook wel naar uit. En als ik Arno niet meer heb dan kan de rest me toch niets schelen. Agie, ik schei er mee uit. Claartje.’
De patiënten werden weggevoerd naar Auschwitz. Claartje en een groep andere personeelsleden werden naar Westerbork vervoerd. Daar heeft ze nog een korte brief geschreven aan Aagje Kaagman: 'Lieve Aag, ik zit in Westerbork en kan je voorlopig niet schrijven. Schrijf me wel terug, wil je?' Vrij snel daarna is ze naar Auschwitz gedeporteerd. Daar is Claartje van Aals op 5 februari 1943 vermoord. Ze was toen twintig jaar.
Bron: WesterborkPortretten