Toespraak Marjan Schutte-Bultman bij de onthulling van Stolpersteine voor het echtpaar Herz-Linde en Emil en Otto Weihl, Venestraat 27A te Zwolle, 25 maart 2015
Stolpersteine op weg naar Pesach
Ik struikel
over het verleden en mijn schuld;
herinnering aan volksgericht.
Vergeef!
ik wist niet ik deed.
Ik sta weer op
in vrijheid en ik leef.
Zwervers te gast op Venestraat 27A te Zwolle
Ik struikel over namen voor mijn deur.
Een deur die opengaat voor mij.
Het is mijn thuis.
Vrij loop ik in en uit,
zonder angst de trappen op en af.
Was dit een thuis voor iedereen,
die in en uitgelopen heeft,
zo door de jaren heen?
Hoe zou het zijn geweest voor Otto en Emile?
Zo kort maar hier gewoond.
Zwervers te gast:
vader Emile Weil en zoon Otto Albert Weil.
Zwerver te gast in ons huis aan de Venestraat.
Gevlucht uit Duitsland,
64 en 32 jaar oud.
Zwerver te gast in het pension
boven banketbakkerij familie Van der Lippe
zoals ons huis toen was.
Meer zwervers te gast zijn verderop:
de zussen van zijn vrouw.
Zus Meta aan de overkant op nummer 6
en zus Selma aan de Groeneweg.
En ook zijn broer Alfred met zijn vrouw dichtbij:
de Hertenstraat.
En overzee in Engeland: hun dochter, Otto’s zus: Ilse.
Is zij wel welkom en wel veilig daar?
Ik struikel over namen voor mijn deur.
De naam van een soldaat in Wereldoorlog I:
Emile Weil. Hij zet zijn leven op het spel voor…
Voor wat? Voor wie?
Een kameraad soldaat, gewond, heeft hij gedragen van het front
Een onderscheiding voor een heldendaad:
ijzeren kruis eerste klasse!
Beloond voor moed en daadkracht.
Zwerver te gast wordt deze held- een Jood,
in eigen land vervolgd, geïnterneerd in Buchenwald.
Zijn onderscheiding zelf weggegooid.
Hij, die zijn leven in de waagschaal zette,
wordt nu gezien als vijand en vlucht weg.
Zwerver te gast werd hij in onze stad.
Ik struikel over namen voor mijn deur.
Otto Albert, zoon van een gevangen vader.
Vader, in 1916 onderscheiden voor vaderlandsliefde en oorlogsmoed.
In 1934 als Joodse winkelier geboycot en in hechtenis genomen.
Otto vlucht uit Duitsland naar oom en tante in de Hertenstraat:
zwerver te gast wordt hij.
Vijf jaren zonder vader en toen
weer samen in een huis, ons huis.
Het heeft niet lang geduurd.
De voordeur van ons huis die openzwaait voor hem, de zoon.
Was het zijn thuis,
hier aan de Venestraat?
Angstig de trappen af, onvrij de deur weer uit:
Naar het station,
wie kijkt en wie begrijpt?
Westerbork, Polen, Auschwitz.
Vier maanden later wordt hij vermoord.
Februari 1943
Een Jood, een mens als wij.
Vader Emile? Hij blijft alleen in het pension:
geen vrouw, geen dochter en geen zoon.
Geen thuis.
April 1943:
de voordeur gaat open voor hem,
de straat op, naar de trein.
Een oorlogsheld wordt afgevoerd, gedeporteerd, ook hij.
Wie kijkt en wie begrijpt?
Naar Westerbork:
een Jood, een mens als wij, vermoord in Sobibor.
Een van de 33.000 broeders uit zijn volk in Nederland
Vernietigd, uitgemoord.
Ik struikel over namen: Otto en Emile
Ik sta weer op en leef
Vrij in en uit
En denk aan hen
Is er een prijs betaald?
Voor wat, voor wie?
Voor mij?