In de stoep voor Manegestraat 36 in Amsterdam (voorheen 10) liggen twee Struikelstenen met de namen van het echtpaar Jakob en Malka Tropp. Beiden zijn in 1904 geboren in Polen en beiden waren al voor de Tweede Wereldoorlog het antisemitisme in hun geboorteland ontvlucht, naar Nederland. Dat ze in de Manegestraat gingen wonen was niet opvallend, het smalle straatje is een zijstraat van de Nieuwe Kerkstraat en werd vooral bewoond door joden met een Oost-Europese achtergrond. In de Nieuwe Kerkstraat bevond zich bijvoorbeeld de “Russische Sjoel” waar veel van de buurtbewoners naar toe gingen. Nog steeds is dat gebouw in gebouw als synagoge.
Jakob was kleermaker, net als zijn beiden broers Baruch en Hirsch die ook in Amsterdam woonden. Samen met Malka had hij een gezin: zoon Izak ( 1936) en dochter Lea (1938). Jakob werd al in 1942 gearresteerd en op 15 juli 1942, met het eerste transport uit Nederland naar Auschwitz, gedeporteerd. Een kleine maand later, op 12 augustus wordt hij daar omgebracht.
Malka bleef met de kinderen achter in Amsterdam. Zij kon hen laten onderduiken via de Crèche op de Plantage Middenlaan. Izak kwam terecht bij de familie Dijkstra in Rauwerd, een katholiek gezin met acht kinderen. Ook Lea kwam in Friesland terecht, in Abbega bij de familie Kampen, die 7 kinderen hadden. Ze hebben het er goed. Izak en Lea overleven de oorlog en zullen na de bevrijding onder voogdij van de OPK komen.
Malka duikt ook onder, maar wordt verraden. Op 16 april 1943 wordt zij ingeschreven in Kamp Vught, daarna wordt zij overgebracht naar Westerbork en op 15 november 1943 gedeporteerd naar Auschwitz. Haar sterfdatum is bepaald op 31 januari 1944, 39 jaar jong.
In 2013 zijn de Stolpersteine voor hun voormalige woning geplaatst.