In het boek Op de foto in oorlogstijd. Studio Wolff, 1943 van Tamara Becker en An Huitzing (Lecturis, 2017) is een verhaal en foto opgenomen over Betty Leon en Frieda Leon-van Dam.
Op de foto in oorlogstijd gaat over een deel van het oeuvre van Annemie Wolff (1916-1994): de teruggevonden honderd fotorolletjes uit 1943 met portretten van 440 mensen.
Over Betty Leon en Frieda Leon-van Dam (p.73-76):
Op 20 maart 1943 kwam Selma Mock-Leon langs met haar nichtje Betty Leon van anderhalf. Betty was de dochter van Frieda van Dam en Jacob Leon, de zoon van Annemies onderburen. Ze woonden in de Eendrachtstraat, ook in de Rivierenbuurt. Jacob werkte als vertegenwoordiger. Annemie zette de kleine Betty op een poef. Betty keek in het begin redelijk ontspannen naar de camera en haar tante die daarnaast stond, maar haar blik ging geleidelijk van wantrouwend naar pruilerig. Zelfs Annemies geruite speelgoedhondje en telefoonhoorn konden Betty niet geruststellen. Zes gulden betaalde Selma voor foto’s van Betty.
Niet lang na het nemen van de foto, zouden Jacob, Frieda en Betty onderduiken. Volgens het familieverhaal werd Frieda verraden en opgepakt toen ze het onderduikadres verliet om haar ondergedoken ouders te bezoeken. ’s Avonds op zondag 12 september 1943 werd Frieda samen met haar zusje Liza op het politiebureau aan de Stadhouderskade afgeleverd door de beruchte Jodenjagers Mozer en Nap.[i] Ze moesten de nacht doorbrengen op het politiebureau. Omdat Liza hoogzwanger was, werd ze de volgende dag op advies van een arts naar een ziekenhuis overgebracht. Frieda kwam op 23 september 1943 in Westerbork om doorgestuurd te worden naar Auschwitz, waar zij een maand later vermoord werd.
Waren Frieda’s ouders uit hun onderduikplek gezet? Wisten ze niet meer waar ze heen moesten? Henri en Lina van Dam kwamen op vrijdag 29 oktober 1943 om kwart over twee ´s middags aanlopen bij het politiebureau Singel 15. Ze werden overgeleverd aan de Sicherheitsdienst.[ii] Henri en Lina werden naar Westerbork gestuurd, waar hun dochter al niet meer was. Nog geen maand later werden ze in Auschwitz vergast. Hun dochter Liza beviel op 6 november 1943 van een dochter die ze Corry noemde. Corry zou slechts tien maanden oud worden. Ze werd samen met haar ouders Jozef en Liza Hes in Auschwitz vermoord. Jozef en Liza hadden in 1938 nog een mooie trouwfoto bij studio Merkelbach op het Leidseplein laten maken.
Toen Betty’s moeder was opgepakt en haar vader Jacob Leon als man niet in staat werd geacht om voor het kleine kind te zorgen, werd ze naar het onderduikadres van grootouders Mozes en Rebecca Leon gebracht. Een half jaar later, in april 1944, werden zij verraden. Betty was tweeënhalf jaar oud toen ze in Westerbork aankwamen. Vanuit strafbarak 67 – straf, omdat ze ondergedoken waren – werd Betty overgebracht naar de weeshuisbarak, zoals gebruikelijk voor kinderen van die leeftijd.[iii] Op 19 mei 1944 werden ze op de trein naar Auschwitz gezet, waar grootouders en kleinkind drie dagen later werden vergast. Jacob overleefde de oorlog in de onderduik.
Jacobs zus Selma Mock betaalde Annemie op 20 maart één gulden vijftig voor pasfoto’s. Haar jongere broer Max, die in het verzet zat, zal voor een vals persoonsbewijs gezorgd hebben. Selma was kantoorbediende in de confectie-industrie. Ze was anderhalf jaar eerder getrouwd met Leo Mock, accountant van beroep. Zij waren na hun huwelijk in de Diezestraat gaan wonen, op enkele minuten lopen van haar ouderlijk huis en nog minder van het zijne. Eind 1942 werden ze gedwongen te verhuizen naar het Afrikanerplein. In het voorjaar van 1943 zouden zij onderduiken. Selma’s jongste zus werkte als verpleegster in Leeuwarden en zorgde voor onderduikadressen voor haar familie.[iv] In 1944 werd Selma’s zoon geboren in het gereformeerde ziekenhuis van Sneek. Hij kreeg een Friese voornaam van haar onderduikouders mee: Harry Johan Sytse. Selma, Leo en hun zoon zaten op verschillende plekken ondergedoken.[v] Na de oorlog keerden ze terug naar Amsterdam en zouden Selma en Leo nog een dochter en zoon krijgen. Toen Leo in 1967 overleed, voegde Selma zich bij haar zoons in Israël.
Selma’s ouders, haar zussen, een zwager en een schoonzus waren opgepakt en vermoord. Haar beide broers en haar eigen gezin hadden de oorlog overleefd, evenals Leo’s ouders en broers. Selma zou altijd foto’s van haar zussen in het huis hebben staan. Maar er werd niet over hen gesproken, dat was te pijnlijk. Pas na haar overlijden vond Selma’s zoon Harry de trouwfoto van zijn ouders met alle familieleden. Hij kon haar niet meer vragen wie iedereen op de foto was.
[i] Van der Zee, Vogelvrij, 119: de term ‘bloedgeld’ voor de premie die vooral Nederlandse politiemensen kregen, is afkomstig van de Amsterdamse SD-rechercheur Gerrit Mozer.
[ii] SAA, politierapport.
[iii] Informatie van Guido Abuys, Herinneringscentrum Westerbork.
[iv] Bij die onderduik speelden de dominees Jacob Kalma en Bastiaan Jan Ader een rol. Over de laatste, zie: J.A. Ader-Appels, Een Groninger pastorie in de storm (1945).
[v] Informatie van Harry Mock: hij verbleef bij het echtpaar Boonstra in Holwerd, zijn vader Leo was in Dokkum en Selma op een boerderij. Dat was bij Johan en Sipkje van Dijk in het dorp Brantgum in Friesland, blijkt uit een getuigenis van Selma, Website Yad Vashem. In 1981 werden Selma’s helpers erkend als Rechtvaardige onder de volkeren.