Hans Andriesse komt begin oktober 1942 vanuit het Joodse werkkamp De Zomp in Westerbork terecht. Daar ontmoet hij zijn oom Hugo en tante Eef uit Den Haag. “Mondain gekleed en charmant als altijd”, al is zijn oom Hugo sterk vermagerd. Zij vertellen hem dat hun zoon Henk al is doorgestuurd naar Polen, hun dochter Lies met haar man op weg naar Zwitserland in Frankrijk is gepakt en eveneens gedeporteerd. De jongste zoon Hans zit op dat moment in het Apeldoornsche Bosch. Veilig, denken ze. “Ach, dan treffen we elkaar daarginds wel weer aan”, zeggen ze hun neef optimistisch.
Hans N. Andriesse, Aan een zijden draad: herinneringen van een gedeporteerde (Amsterdam 1978) 21.
Addition