Bertha Josephina Assou is de dochter van koopman Joseph Assou en Martha Leefsma. Het echtpaar krijgt een dochter (Henriette), vervolgens een dochter (Josephina) een jaar later een zoon (Alexander), zij overlijden respectievelijk na zeven maanden, vijf maanden en na vijf dagen. Hierna wordt Bertha Josephina geboren. De vader van Bertha overlijdt in 1924.
In november 1925 komt Bertha Josephina vanuit Arnhem naar Den Haag, hier staat zij geregistreerd als huishoudster. In de zomer van 1929 vertrekt zijn naar Amsterdam, ook hier staat zij vermeld met hetzelfde beroep. In april 1931 vertrekt zij uit de hoofdstad en gaat naar Apeldoorn en werkt hier als huishoudster in het Apeldoornsche Bosch.
Bertha Josephina is aanwezig op het terrein van het Apeldoornsche Bosch, als de bezetter op wrede wijze met de ontruiming van deze psychiatrische inrichting begint; als eerste worden de patiënten en de kinderen van het aangrenzende Paedagogium Achisomog hardhandig in vrachtauto’s geladen.
De leiding van deze wrede ontruiming is in handen van SS-Hauptsturmführer Ferdinand Hugo Aus der Fünten. Vervolgens rijden de vrachtwagens af en aan naar het station van Apeldoorn, waar een trein met veertig veewagons klaar staat. Dorpelingen horen het geschreeuw en gekrijs van de vele patiënten uit de vrachtwagens komen. Aus der Fünten slaat op het station het hele proces gade.
Over de aankomst van dit transport op treinstation Auschwitz zijn verschillende lezingen bekend. Op het treinstation van Auschwitz zouden gaten zijn geboord in de wagons om de patiënten daarin te vergassen. Als dit werkelijk zo heeft plaatsgevonden, dan is een mogelijke verklaring dat de nazi’s hiermee hebben willen voorkomen dat het geschreeuw en het gekrijs, zoals dat in Apeldoorn heeft geklonken, zich in het vernietigingskamp zelf zou herhalen, als de patiënten van het treinstation naar het kamp worden getransporteerd. De personeelsleden uit de laatste wagon zouden, met hulp van anderen gevangenen, de omgebrachte patiënten in brandende kuilen hebben moeten gooien. Enkele personeelsleden zijn tijdens deze ‘werkzaamheden’ ook zelf omgekomen. Er zijn ook getuigenissen van een andere gang van zaken; de gedeporteerden zouden niet zijn vergast, maar levend in kuilen verbrand.
Bronnen: Gelders Archief, Zeeuws Archief, Haags Gemeente Archief en Stadsarchief Amsterdam
27 juni 2019