Addition

In Memoriam

Abraham Beth is de zoon van Bloeme Vischschraper en David Beth, poeliersknecht en later werkzaam als poelier. Hij luistert naar de naam Bram, maar was niet de eerste Abraham in de familie. Zijn ouders hadden eerder ook een zoon gekregen die Abraham genoemd werd, maar dit jongetje overleed zes maanden na zijn geboorte. 

De ouders van Abraham scheidden in 1923. Op basis van verschillende bevolkingsregisters kan geconcludeerd worden dat zij voor de geboorte van Abraham in 1921 al uit elkaar waren. Moeder Bloeme verhuist tijdens haar zwangerschap van Amsterdam naar Rotterdam, waar ook de tante van Abraham, Elisabeth Vischschraper, intrekt. Abraham woont eerst op de Raamstraat 16. Als hij zes maanden oud is verhuist hij met zijn moeder (maar zonder zijn tante) naar de Jonkmansteeg 14. Abraham is tien maanden oud als hij opnieuw verhuist, ditmaal naar de Batavierenstraat 8 in Amsterdam. Op dit adres komt zijn tante op enig moment weer bij hen wonen. In december 1923, Abraham is dan twee, verhuist hij weer terug naar Rotterdam en komt te wonen aan Schiestraat 11a.

Abraham heeft een bijna vijf jaar oudere broer, Mozes. Er zijn opvoedkundige problemen en Mozes is elf als hij ter observatie wordt opgenomen in ‘het gesticht voor jongens’ aan de Vosmaerstraat te Amsterdam. Mozes is voor die tijd bij zijn vader opgegroeid. Na een half jaar observatie in dit gesticht wordt Mozes overgeplaatst naar de Bergstichting in Laren. Abraham wordt in 1931 als patiënt opgenomen in Paedagogium Achisomog, de kinderafdeling van de Joods-psychiatrische instelling Het Apeldoornsche Bosch. Zover na te gaan is, heeft hij tot die tijd bij zijn moeder gewoond. Vanaf de Schiestraat is hij nog een aantal keer verhuisd. Zijn moeder wordt in het bevolkingsregister aangeduid als werkster en mogelijk is zij in betrekking geweest bij de mensen waarbij ze ingeschreven staat. 

Abraham krijgt de diagnose psychopathie. Die diagnose duidt op persoonlijkheidskenmerken zoals verminderde empathie en schuldgevoel, een gedurfde persoonlijkheid en moeite hebben met het remmen en beheersen van het eigen gedrag. Aangezien de bouw van dit terrein (grenzend aan Het Apeldoornsche Bosch) vertraagd is, wordt hij eerst in de gehuurde villa’s aan de Bas Backerlaan geplaatst. Abraham valt onder de voogdijvereniging van het Paedagogium Achisomog in Apeldoorn, te weten: ‘Lesameiag Hajeled’ (‘Tot verblijding van het kind’).

In het najaar van 1934 verhuist hij met anderen naar de panden van het Paedagogium Achisomog aan de Zutphensestraat (tegenwoordig Fuldauerlaan). In 1934 wordt zijn Bar Mitswa gevierd. Volgens documenten van de voogdijvereniging is Abraham de enige van het Paedagogium die regulier openbaar lager onderwijs volgt. Hij zit in de vijfde klas en de resultaten zijn voldoende. Als Abraham in de zesde klas zit, zijn er twijfels over of hij over kan gaan naar de zevende klas. Uiteindelijk blijkt dat toch het geval. Hij wordt op dat moment genoemd als ‘een moeilijke jongen die goede leiding nodig heeft’. De bijdrage aan het verpleeggeld die zijn moeder zou moeten betalen, wordt volgens een opmerking in de kanttekening niet door haar betaald.

In het voorjaar van 1937 werkt Abraham 'in de tuin' van de zorginstelling, maar hij heeft de wens om monteur te worden. Het is niet gelukt om bij een autogarage een werkplek te regelen. De eigenaar is namelijk van mening dat er te weinig toezicht kan worden geboden. In de zomer van 1937 werkt Abraham 'weder in de werkplaats van Het Apeldoornsche Bosch'. De directeur van het kindertehuis wil even aanzien hoe dat gaat, maar de verwachting is dat Abraham in april 1938 de stap naar de Ambachtsschool zou moeten kunnen maken. In de periode die volgt (november 1937) laat de directeur weten te twijfelen over de haalbaarheid van onderwijs aan de genoemde school. In maart 1938 wordt Abraham in de vergadering van de voogdijvereniging als volgt omschreven: ‘Wispelturig, opvliegend, heeft steeds ruzie met andere jongens, kan zich in zijn woede niet beheersen: pakt een stoel, wil zijn tegenstander, ook het personeel, er mee op het hoofd slaan, gooide in de werkplaats den onderwijzer een hamer naar zijn hoofd. Hij weet zich niet bezig te houden, gaat maar liefst vroeg naar bed. Op de werkplaats wil hij nu weer dit, dan weer dat, voert per slot van rekening niets uit.’

Een maand later blijkt dat Abraham toch op Ambachtsschool zit, in een klas die zich richt op de vakken rijwiel-, motor- en autohersteller. Hij spreekt de wens uit om (vrachtwagen)chauffeur te worden. De nieuwe school blijkt geen onverdeeld succes. Na de eerste week moet hij al honderd strafregels schrijven omdat hij krijt door de klas heeft gegooid. In zijn woonomgeving wordt hij als prikkelbaar ervaren, heeft vaak conflicten met groepsgenoten en heeft geen vrienden (meer) in de groep. 

Met twee andere patiënten bezoekt Abraham in 1938 de film van de Vereeniging Luchtbescherming. Op de Ambachtsschool waren daar gratis kaarten voor te krijgen. In juni van dat jaar wil Abraham niet meer naar de Joodse les en ook niet meer naar de sjoel. Hij wil graag christen worden; net als een andere patiënt die opgenomen is geweest. De pogingen om dit uit zijn hoofd te praten, hebben geen effect. De notulen van de voogdijvereniging maakt duidelijk dat ze rekening houden met ‘tijdelijke afvalligheid’. Een maand later wordt Abraham, op last van een arts van het kindertehuis, voor twee weken overgeplaatst naar paviljoen Stokvis van het aangrenzende Apeldoornsche Bosch. De aanleiding wordt achteraf beschreven: ‘Hij was in Achisomog onhandelbaar, ging zijn eigen gang, luisterde naar niemand en verzette zich als een dolleman tegen de hem opgelegde straf. De aanwezige dokter achtte overbrenging naar paviljoen Stokvis noodzakelijk. Sedert zijn terugkeer in Achisomog [zes weken geleden] weet hij zich beter te beheerschen.’ In het najaar van 1938 heeft Abraham een aantal keer gespijbeld en wordt hij een keer door de leerkracht uit de les gezet. In de winter die volgt wordt Abraham als volgt omschreven: ‘Weet zich niet bezig te houden, is prikkelbaar, brutaal, kwam op de Ambachtsschool te laat, een andere keer had hij zijn potlooden verloren, werd wegens brutaliteit uit de les gestuurd, vroeg den directeur wegens ziekte (voorgewend) naar huis te mogen gaan. De directeur voelt er niets meer voor hem op school te houden - en dit is Bram ook gezegd - dan zal hij van school verwijderd worden.’

In januari 1939 wordt het rapport dat Abraham in de zomer van 1938 heeft ontvangen opgenomen in de notulen van ‘Lesameiag Hajeled’. Hij heeft een acht voor Nederlands, een twee voor wiskunde en op de overige vakken scoort hij een 4, 5 of 6 (zoals bij autotechniek, handtekenen en bankwerken). De directeur van de school heeft er stevig op aangedrongen om Abraham met school te laten stoppen. Niet alleen zijn gedrag is bij vijf van de elf schoolvakken matig of onvoldoende, ook de cijferlijst valt tegen. Uit het vervolg blijkt dat Abraham, inmiddels achttien jaar oud, opnieuw in de tuin van het kindertehuis werkt. Zowel op het werk als in zijn woonomgeving veroorzaakt hij continu problemen. Hij is de andere jeugd tot last, weigert opdrachten uit te voeren, vloekt en scheldt begeleiders en medebewoners uit. Het blijkt dat Abraham opnieuw naar Het Apeldoornsche Bosch is overgeplaatst. Enkele maanden later, in mei 1939, wordt genotuleerd: ‘is zelfs in het gesticht [Het Apeldoornsche Bosch] moeilijk door zijn karaktereigenschappen. Hij kan daarom niet reeds in een gezin worden geplaatst [gezinsverpleging], maar zal vermoedelijk nog enkele jaren in Het Apeldoornsche Bosch moeten doorbrengen. De vooruitzichten zijn twijfelachtig; toch zal later (dat wil zeggen tegen de meerderjarigheid) een proef met plaatsing in de maatschappij moeten worden genomen. Terugkeer naar Achisomog is absoluut uitgesloten.’

Enkele maanden voordat Nederland door nazi-Duitsland onder de voet wordt gelopen, wordt er door de voogdijvereniging over Abraham genotuleerd: ‘Is een zeer ongeremde en overschillige lijder [aan psychopatie], hij liegt en bedriegt, steelt en is brutaal en ongehoorzaam. Hij moet vanwege zijn onmaatschappelijk gedrag voortdurend onder strenge bewaking en toezicht blijven. Opvoeding heeft niet het minste succes. Patiënt zal een duurzame gestichtspatiënt blijven, die gedurende zijn geheele leven moeilijkheden zal blijven geven.’

Op zaterdag 7 december 1940 loopt Abraham weg. Op dinsdag is hij nog niet terug en deelt Het Apeldoornsche Bosch mede dat zij vermoeden dat hij naar het adres van zijn moeder in Rotterdam is gegaan. De politie van Rotterdam wordt gebeld. Op 15 december 1940 bellen de collega’s van Amsterdam naar het politiebureau van Apeldoorn en delen mee dat Abraham daar is aangehouden. Jacques Lobstein (Borculo, 1883), de geneesheer-directeur van Het Apeldoornsche Bosch, wordt geïnformeerd.

In de nacht van 21 op 22 januari 1943 jagen de nazi’s voor zover nu bekend 1080 patiënten uit bed en transporteren ze per vrachtwagen naar station Apeldoorn. Abraham wordt niet als patiënt weggevoerd, maar de volgende ochtend met het personeel naar Kamp Westerbork gedeporteerd. Abraham heeft mogelijk een informele functie gekregen in de inrichting (maar is niet terug te vinden op de personeelslijst die rond september 1942 is vastgesteld) waardoor hij mogelijk tijdens de ontruiming het lot van de patiënten heeft weten te ontlopen. Op de registratiekaart van de Joodse Raad wordt hij (ten onrechte) ‘verpleger’ genoemd, maar gezien zijn diagnose is het niet aannemelijk dat hij daadwerkelijk zorgtaken heeft kunnen uitvoeren. 

In Kamp Westerbork zal vermoedelijk snel ontdekt zijn dat Abraham niet tot het personeel van Het Apeldoornsche Bosch behoorde. Dat is waarschijnlijk ook de reden dat hij de volgende dag naar Auschwitz wordt gedeporteerd. Abraham wordt een dag nadat de patiënten van het ‘ziekentransport’ zijn omgebracht, eveneens van het leven beroofd.

Bronnen: Stadsarchief Amsterdam, Afdeling ‘Naam & Gezicht’ van het herinneringscentrum Kamp Westerbork, CODA Archief Apeldoorn, Digitaal Joods Monument, Erica adresboek van Apeldoorn, het Gelders Archief, ITS Archiv Bad Arolsen (International Tracing Service), het boek ‘In Memoriam’ door Guus Luijters, Yad Vashem, het Nationaal Archief en Delpher (gedigitaliseerde Nederlandse historische kranten).

21 juli 2023