Het gezin de Haan woonde in Breda. Tijdens de onderduik stuurde Isaac zijn vrouw vanuit Rotterdam naar zijn vriend H.J. Beijnink (die hij kende van de Bond van Volktuindersverenigingen) in Deventer omdat zij ernstig ziek was aan haar nieren. Zij werd “zogenaamd” op 9-12-1943 doodziek om 22.00 uur voor de ingang het St. Joseph Ziekenhuis neergelegd (maar heeft daar wrschnl, vanaf 10-11-1943 al daar doorgebracht, maar de verklaring van ziekenhuis staat dat ze voor de ingang was neergelegd; waarschijnlijk om de brenger te beschermen aangezien mevrouw joods was; alleen directeur en een zuster waren hiervan op de hoogte). De volgende dag is zij omstreeks 14.00 uur overleden. Isaac werd verraden in Deventer en moest vluchten per fiets en kreeg op 13-12 bij de fam. Alofs in Roggel Limburg bericht dat zijn vrouw was overleden. In Deventer heeft hij Valk van Spiegel leren kennen en kon zodoende als vertegenwoordiger aan de slag met verkoop van vazen. Later bij Bennekers ondergedoken en Roermond, waar hij weer herenigd werd met zijn zoon D. In Heijthuizen bevrijd op 15-11-1944.
Isaac heeft zijn memoires geschreven in 1971. Deze zijn bij Yad Vashem.