Addition

Het oorlogsverhaal van Joseph Charles Rosenberg Polak

Joseph Charles Rosenberg Polak (Jop) woonde bij zijn ouders in de Pieter Cornelisz Hooftstraat 163 te Amsterdam. Hij wilde, in de voetsporen van zijn vader, graag medicijnen gaan studeren. Door de maatregelen van de Duitsers tegen de Joodse bevolking werd dit voor hem onmogelijk. Begin mei 1941 kwam Jop bij zijn vader werken in de Centraal Israëlitische Ziekenverpleging (C.I.Z.), Jacob Obrechtstraat 92 te Amsterdam.

In augustus 1942 wordt hij aan de Belgisch-Franse grens gearresteerd bij een poging naar Zwitserland te ontkomen. Jop komt in het doorvoerkamp voor Belgische Joden terecht in de speciaal daarvoor ingerichte Kazerne Dossin de Saint-Georges in Mechelen, dat centraal ligt tussen Antwerpen en Brussel. Jop heeft in Mechelen contact met Simon Brommet (09.02.1920) uit Amsterdam, of zij elkaar kennen uit Nederland is niet bekend.Het kamp heeft een dienstspoor dat de Dossin-kazerne direct verbindt met het Belgische spoorwegnet. Vanaf oktober wordt de Duitse kampbewaking aangevuld met Vlaamse SS-ers, die de buitenkant van de kazerne bewaken. De Joden weten aanvankelijk niet beter dan dat ze tewerk zullen worden gesteld in de Duitse oorlogsindustrie. Zo is bekend dat op 13 juni al 2252 merendeels Joodse arbeiders naar Noord-Frankrijk zijn gestuurd om aan de Atlantik Wall, de Duitse verdedigingswerken aan de kust, te werken. De Joden krijgen bij hun ‘tewerkstellingsoproep’ ook een lijst van de ‘uitrusting’ die ze moeten meenemen. Het duurt echter niet lang of velen beginnen de ware aard van de ‘evacuatie’ te vermoeden en duiken onder. Op 27 juli 1942 komen de eerste Joden in de Dossin-kazerne aan en op 4 augustus 1942 vertrekt het eerste transport, richting Auschwitz. Hiermee gaan ook circa 140 kinderen mee, wat de argwaan verder voedt en duizenden ertoe brengt hun oproep te negeren. In reactie daarop gaan de Duitsers over tot nachtelijke razzia’s.
Op 1 september 1942 gaat Jop op transport naar Auschwitz (konvooi VII/124). Zoals inmiddels gebruikelijk maakt de trein een tussenstop in Kosel (het huidige Kozle). De mannelijke Joden vanaf 15 tot 55 jaar worden uit de trein gehaald en verspreid over kampen in Opper-Silezië als Gleiwitz, Beuthen, Kattowitz, Blechhammer, Bobrek terecht. Jop & Simon komen eerst in het kamp Klein Hangersdorf, later worden ze getransporteerd naar Blechhammer. De gevangenen worden o.a. ingezet in de diverse bouwcommando’s in de nabij gelegen chemische fabriek de "Oberschlesische Hydrierwerke AG". In de tweede helft van 1943 worden deze kampen administratief ondergebracht als sub-kampen (Aussenkommandos) van vernietigingskamp Auschwitz.

Op 21 januari 1945 wordt het kamp geëvacueerd bij het naderen van de Russische troepen. De gevangenen gaan te voet naar het vernietigingskamp Gross-Rosen. Na een verblijf van vijf dagen in het kamp gaan de overlevenden op 9 en 10 februari met meerdere treinen op transport richting het westen, einddoel is uiteindelijk het concentratiekamp Buchenwald bij Weimar. Bij dit transport van bijna 6.000 gevangenen raakt Simon zijn vriend Jop uit het oog. Bij aankomst op het station van Weimar wordt de trein gebombardeerd, sindsdien wordt Jop vermist. Simon Brommet overleeft de oorlog.

Na de oorlog is door de 'Commissie tot Aangifte van Overlijden van vermiste personen uit de bezettingstijd' de plaats en datum van overlijden vastgesteld: Auschwitz, 4 september 1942. Men is er vanuit gegaan dat hij direct na aankomst is vermoord. Op basis van documenten die na de datum van vaststelling door de Commissie bekend zijn geworden, wordt vermoed dat de daadwerkelijke datum van overlijden begin 1945 is.

Bron: Ned. Rode Kruis/ Gedenkboek Amsterdams Lyceum, 1947

Opgetekend door Simon Brommet en geplaatst door de heer Rosenberg Polak, neef van Joseph Charles Rosenberg Polak