Bram woont de eerste oorlogsjaren in de Leuvensestraat 112 (Scheveningen – Den Haag). In die periode wonen daar ook zijn grootmoeder Debora Farbstein en haar twee ongehuwde zusters Gustave en Felicia. De vrouwen waren allemaal geboren in Warschau Polen en in de jaren 20 in Nederland genaturaliseerd.
Op 5 december 1942 komen de 3 vrouwen Kamp Westerbork binnen. Ze moeten geld en wetenschap hebben gehad want op 7 december volgen er meldingen van een emigratieverzoek en doopbewijzen. Precies een week later zien we de aantekening van de zogenaamde “Weinreb” verklaring met de daarbij behorende Sperre.
Na verloop van tijd worden de vrouwen waarschijnlijk gezamenlijk overgeplaatst naar het woonbarak no.72. Ook volgen er contact momenten met de Joodsche Raad, Waterlooplein 119 in Amsterdam. Eind mei 1943 zien we de bemoeienis van een zekere Mr. Bölte waarbij er wordt gesproken over een tegenprestatie voor een zogenaamde Puttkammer verklaring. Puttkkammer vroeg geen geld voor zijn hulp. Wel moest er worden betaald aan de SD in goud en/of diamanten ter waarde van NLG 30.000,- per vrij te stellen persoon. Hiervoor worden de stukken op 2 juni 1943 retour gezonden.
Het is te laat want een dag daarvoor zijn de 3 vrouwen op transport gesteld naar Sobibor. De geschiedenis weet ons te vertellen dat op 1 juni 1943 het op één na grootste transport met 3006 mensen was vertrokken vanuit Westerbork.
Dit transport had maar 1 overlevende, Jules Schelvis. Op 3 april 2016 was hij de laatste Nederlandse overlevende van vernietigingskamp Sobibor die is gestorven.
Bron:
Vermoedelijk op transport (Raymund Schutz)
Yad Vashem (Aline Pennewaard)
Stichting WO2 Sporen ( www.wo2sporen.eu )
Ronald Klomp