Judith is de enige dochter van Heiman Isak van der Hoek en Esther Polak.
Heiman komt oorspronkelijk uit Leeuwarden, waar zijn vader Mozes een slagerij had. Esther stamt uit een Haagse familie.
Het aantal inwoners van Den Haag neemt in de jaren dertig flink toe. Zo ook in de traditionele Joodse buurt. Familieleden van zowel de van der Hoeks als de Polaks vestigen zich in het begin van de jaren dertig dan ook veelal in de door bouwmeester Berlage ontworpen en net nieuw opgeleverde wijk Laakkwartier.
Heiman en Esther trouwen op 13 november 1929 en gaan wonen in Rijswijk aan de Haagweg 149. Vanaf april 1930 aan de Laakkade 141. Daarna in december 1930 in de Drebbelstraat op nummer 96. Daar wordt Judith Cato, zoals ze voluit heet dan geboren op 5 juli 1931.Op 11 augustus 1933 verhuist de familie van der Hoek naar Lamarckstraat 41. Een ruime nieuwe benedenwoning met tuin op het zuiden. Judith is dan twee jaar oud.
Cato, de zus van Esther, woont dan sinds juli 1932 al in de Lamarckstraat op nummer 14. Mozes van der Hoek en Kato Cohen, de opa en oma van Judith komen vanaf januari 1935 wonen in de Lamarckstraat op nummer 3. Isaac Polak en Sjudie de Jong wonen dan al sinds 1929 op de Laakkade 107, vanaf 1932 op Laakkade nr 144 en vanaf 1938 in de Lyonnetstraat op nummer 72.
Vader en moeder zijn betrokken bij de oprichting van de Joodsche wijkvereniging ‘Dangas Wereingoes’, die onder andere uitstapjes voor de jeugd naar Meijendel organiseert.
In januari 1943 verlaat het gezin de woning aan de Lamarckstraat en duiken zij onder bij de familie Heij aan de Blijenburgstraat 19 in Voorburg. Af en toe verblijven zij ook bij Maria Smit, een vrijgezelle onderwijzeres die met haar ouders boven hun boekwinkel aan de Haagweg 111 in Rijswijk woont.
Op 20 januari 1944, net als Maria de familie naar een nieuw onderduikadres in Sassenheim wil brengen, vallen vier agenten van de Sicherheitsdienst de winkel binnen en arresteren de familie.
Zij worden zwaar verhoord en mishandeld in ‘villa Windekind’ vanwaar ze ruim een week later op 28 januari als strafgeval op transport gezet worden naar doorgangskamp Westerbork. Maria Smit wordt gedetineerd in het ‘Oranjehotel’ en komt via Vught in Ravensbruck terecht.
De familie van der Hoek wordt bij aankomst in Westerbork in barak 67, de strafbarak, opgesloten. Gewoonlijk werden kinderen niet in de strafbarak gevangen gehouden maar kwamen zij in de barak 35 voor weeskinderen terecht. Als strafgeval komen zij op de deportatielijst van transport 86, het beruchte ‘zieken’transport, dat op 8 februari in de late ochtend bij Nieuweschans ons land verlaat op weg naar Auschwitz.
Op 11 februari komen de goederenwagons aan op de oude Judenrampe (perron) even buiten Auschwitz-Birkenau en lopen Judith en haar moeder rechtstreeks naar de uitkleedruimte van éen van de gaskamers. Vader Heiman wordt waarschijnlijk geselecteerd voor werk, maar overleeft zijn gezin slechts een maand of drie.
Van Judith en haar familie zijn (nog) geen foto’s. Wel bevind zich een verslag van hun arrestatie (abusievelijk) in het CABR-dossier van de veroordeelde jodenjager Henk Verbaan.
NB1 Het is heel goed mogelijk dat Judith op bijgevoegde klassenfoto van de Joodse school aan de bezemstraat te zien is. Willem van Biene en Ida Vos, die op deze foto staan, waren leeftijdsgenoten van haar. Ida schreef later verhalen over haar kindertijd. Zij woonde destijds een paar straten van Judith verwijderd.
NB2 In ‘Om nooit te vergeten’, een uitgave van de historische vereniging Rijswijk, vertelt Maria Smit uitgebreid over haar onderduikers aan de Haagweg.
NB3 Dit verslag werd gemaakt door Peter en Martin van der Kooij, die ooit ook op hetzelfde adres in diezelfde Lamarckstraat gewoond hebben. Informatie en aanvullingen zijn nog altijd welkom op mailadres benikzelf@gmail.com