In de op zijn pagina gepubliceerde passages uit eerdere publicaties wordt vermeld dat Hijmans van den Bergh was ondergedoken en zelfmoord pleegde. Zijn nazaten spreken beide feiten tegen. Voor zover bekend (en blijkend uit familiepapieren) waren hij en zijn niet-Joodse vrouw helemaal niet ondergedoken, maar in huis bij (zijn leerling) professor de Langen, omdat hun eigen huis in Utrecht was gevorderd. Er was ook geen sprake van zelfmoord; hij was de laatste jaren ernstig ziek, daarom (eind jaren '30) vervroegd met emeritaat gegaan en uit familiepapieren blijkt tevens dat hij aan ziekte is gestorven. Hij is ook gewoon begraven met rouwadvertentie etc., dus alleen daaruit al lijkt onderduik niet aan de orde.
Aanvullend op zijn biografie kan nog worden meegedeeld dat hij als Abraham Albert Hijmans werd geboren en zijn roepnaam Albert was. Van den Bergh was zijn moeders naam. Zijn ouders voegden voor zichzelf en hun kinderen beide namen samen.
Bekendheid kreeg hij in de jaren 1919-1921 tevens als behandelend arts van de aanvankelijk op Kasteel Amerongen en later op Huis Doorn in ballingschap levende Duitse ex-keizerin Auguste Victoria (1858-1921). Hij genoot daarin het volledige vertrouwen en de waardering van haar echtgenoot, de Duitse ex-keizer Wilhelm II (1859-1941). Het mag dan ook uiterst wrang heten dat hij tijdens de Duitse bezetting ook als gemengd gehuwde Jood slachtoffer werd van de anti-Duitse maatregelen en alleen zijn huwelijk hem redde van voortijdige deportatie.