Herman Gotlieb, geboren in Grave, was de zoon van Abraham Gotlieb (*Grave 1864-+1925 Nijmegen) en Mietje Sachs[of:Sacks] (*Losser 1865-+1942 Apeldoorn). Herman trouwde in 1919 in Amsterdam met de onderwijzeres Theresia("Treesje") Gotlieb, zijn achternicht. Zij was een dochter van het echtpaar Mozes Gotlieb en Claartje Klein. Het echtpaarvestigde zich in Grave, waar hij een bloeiende zaak maakte van de manufacturenzaak, door zijn vader begonnen.
Vervolgens vertrokken Herman en Treesje in het begin van de oorlog met hun gezin van drie kinderen op 13-06-1940 naar Nijmegen. De kinderen waren Karla Willy (*Grave 1920), Arthur Max (*Grave 1923, in de wandeling "Broertje" genoemd), en Willy Karla (*Grave 1926). In 1942 dook dit joodse gezin onder bij een familie Cobussen (afkomstig uit Grave) op de Graafseweg 301. Herman en zijn zoon Arthur Max werden echter in Nijmegen op 2 september '42 opgepakt, op 17 september 1942 naar Westerbork getransporteerd en de volgende dag met transport 20 gedeporteerd naar Auschwitz, waar vader Herman op 21 september 1942 meteen vergast werd. Zoon Arthur Max moest nog enkele maanden dwangarbeid verrichten in Auschwitz tot ook hij in december '42 vergast werd. Hermans huis werd op 29-01 en 02-02-1943 ontruimd. Zijn vrouw Theresia Gotlieb overleefde, en zo ook de twee dochters, door onder te duiken. Theresia dook met een dochter enige tijd onder in de Kastanjelaan (nummer en naam onbekend). Zij vertrokken vandaar in 1943 naar een ander onbekend adres. Na de oorlog vertrok Karla met haar dochter Tessie van de Amerikaanse militair John F. Rockwell naar Verenigde Staten, waar Karla op 1 juni 1962 in Washington DC. overleed. Theresia Gotlieb is haar dochter naar de Verenigde Staten gevolgd. Zij stierf op 23 september 1979 in Fort Lauderdale, Florida. Willy is ongehuwd op 26 april 2004 in Den Haag overleden.
www.oorlogsdodennijmegen.nl