Isaac van Dal was het achtste kind van Naatje Isaac Lijmer en Jacob Samuel van Dal. Op 9 december 1907 werd Isaac vrijgesteld van militaire dienst. Hij werd kruier, winkelbediende, venter en koopman in lompen, metalen en gedragen kleding en trouwde op 7 maart 1917 in Amsterdam met Bloeme de Hond. Bloeme was de dochter van sloper Abraham de Hond en Judith Walvisch uit Amsterdam.
In de periode waarin Isaac en Bloeme aan het Nieuwegrachtje 2 I hoog, woonden, werden hun drie zonen geboren: Jacob, Abraham en Samuel. Het Nieuwegrachtje was een kort straatje aan een kade naast het water van de Rapenburgwal op het eiland Marken. Isaac had naast de woning, op nummer 3, een bergplaats in gebruik.
In februari 1923 verhuisde de familie van Dal-De Hond naar het Rapenburg 60 III hoog. Er zijn enkele marktvergunningen van Isaac aangetroffen in het stadsarchief van Amsterdam. Hij heeft tot mei 1942 vergunningen gehad voor de markten Zuid en Centrum en voor West en Centrum, en ook voor de zondagsmarkt op Uilenburg, voor de verkoop van lompen, metalen en gedragen kleding en voor “oude artikelen”.
De oorlog komt hard binnen in dit gezin. Op 25 september 1942 om 17.40 uur is in het dagrapport van politiebureau Jonas Daniël Meijerplein geschreven, dat Isaac en zijn vrouw op het bureau zijn binnengebracht en dat ze wachten om opgehaald te worden. Om 20.30 uur werden ze door een dienstdoend agent van Bureau Adelaarsweg afgehaald, en overgebracht naar het "Adama van Scheltemaplein". Er is in het rapport geen sprake van uitleg over de reden waarom ze allebei op het bureau zitten, maar het is duidelijk vanwege het feit dat ze Joods zijn.
Het Adama van Scheltemaplein in Amsterdam Zuid
Met het Adama van Scheltemaplein werd de eerste en minder bekende Amsterdamse vestiging van de "Zentralstelle für jüdische Auswanderung" bedoeld, gevestigd op de hoek met de Euterpestraat. De Euterpestraat is tegenwoordig de Gerrit van der Veenstraat, hernoemd naar de verzetsleider die onder meer betrokken was bij de bomaanslag op het bevolkingsregister van Amsterdam in 1943.
De Zentralstelle was als onderdeel van de uitroeiingsorganisatie van de nazi’s ontwikkeld naar de vroegere gelijknamige voorbeelden van deze instelling in Wenen en Praag en was sinds begin 1942 in Amsterdam gevestigd in een voormalige Christelijke H.B.S., onder leiding van Lages en Aus der Fünten. Om de hoek, aan de Euterpestraat waren de Sicherheitspolizei en Sicherheitsdienst gevestigd. Een onderdeel van de Joodsche Raad, de “Expositur” diende als verbindingskantoor tussen de Raad en de Zentralstelle. De “Expositur” regelde de vrijstellingen van deportatie.
De uitgebreide naam van de Zentralstelle geeft de indruk dat het om een emigratiebureau gaat en dat was ook zo, maar dit bureau werkte alleen voor Joodse emigranten die niet zelf voor hun emigratie gekozen hadden. Het fungeerde op het Adama van Scheltemaplein een korte periode – tot ongeveer 20 juli 1942 - als administratie- en deportatiecentrum en als verzamelpunt voor de huissleutels van de huizen waaruit mensen waren weggehaald, voordat deze activiteit zou verhuizen naar “De Hollandsche Schouwburg”. De Zentralstelle richtte een aparte organisatie op, de “Hausraterfassungsstelle”, voor het in kaart brengen van alle roerende goederen die de Joden bij hun deportatie moesten achterlaten.
Er werkten zo'n tien Duitsers en zestig Nederlanders. De dienst werd betaald door de bank Lippmann en Rosenthal (LiRo) met geld dat de Joden afgenomen was. Met het uitbreiden en verfijnen van het registratiesysteem vervulde zij een centrale rol in het opsporen en controleren en in elke fase van de deportatie had zij een taak. Op instigatie van Rauter organiseerde de Zentralstelle zelf ook razzia's om meer vaart te zetten achter de deportaties en ze vormde daarvoor detachementen met onder meer Ordnungspolizei, hulppolitie en eigen personeel.
Aan het Adama van Scheltemaplein werden de opgepakte Joden voornamelijk in de gymnastiekzaal in bewaring gehouden. Bij een te groot aantal gevangenen werd uitgeweken naar de binnenplaats van het gebouw. De gevangenen werden met georganiseerd vervoer naar de kampen afgevoerd, en dat betekende soms ook dat ze meer dan een dag in deze open binnenplaats verkeerden. Na 20 juli 1942 betrok de Zentralstelle “De Hollandsche Schouwburg”; het gebouw dat in het algemeen meer bekendheid heeft als de centrale doorvoerplek voor de Amsterdamse Joden.[1] De beladen plek aan het Adama van Scheltemaplein is op 26 november 1944 door een bombardement van de geallieerden verwoest.
Isaac en Bloeme zijn allebei vanuit het Adama van Scheltemaplein naar Westerbork getransporteerd. Over Isaac is een onderzoek door de Oorlogsgravenstichting gevonden, waarbij is vastgesteld dat hij op 1 oktober 1942 in Auschwitz is omgekomen. Zijn vrouw Bloeme is vermeld op een kaart in de cartotheek van de Joodsche Raad, waarop is aangegeven dat ze op 26 september 1942 in Westerbork zat. Op haar archiefkaart in het stadsarchief van Amsterdam is aangegeven dat zij eveneens op 1 oktober 1942 in Auschwitz is omgekomen.
Isaac en Bloeme zijn beiden in Gedenkboek 9 van de Oorlogsgravenstichting opgenomen. De moeder van Bloeme, Judith Walvisch, is op 17 december 1944 in Amsterdam tijdens de hongerwinter overleden. De vader van Bloeme, Abraham de Hond, is op 8 februari 1956 in Amsterdam overleden en heeft de oorlog dus overleefd.
[1] In het boek “Atlas van een bezette stad; Amsterdam 1940 – 1945” van Bianca Stigter zijn alle adressen opgenomen waar oorlogsactiviteiten hebben plaatsgevonden. Activiteiten van de bezetter, maar ook van collaboratie en verzet. De adressen zijn geordend naar de vier windstreken en het centrum van Amsterdam. Per wijk is een beschrijving van de activiteiten op huisnummer gemaakt. Het boek is dus letterlijk een atlas. De beschrijving van de Zentralstelle aan het Adama van Scheltemaplein is gebaseerd op de vermelding in deze Atlas en op de tekst die door het NIOD over de plek is geschreven.
Naast de genoemde verwijzing is gebruik gemaakt van gegevens uit de indexen van het stadsarchief van Amsterdam en van de websites Oorlogsbronnen, de Oorlogsgravenstichting, de Arolsen Archieven en de beeldbank van het stadsarchief van Amsterdam.