Abraham Polak, de zoon van Philip Polak en Margaretha Konijn uit Amsterdam en geboren op 7 december 1921 in Antwerpen, is het slecht vergaan.
In de Arolsen archieven is materiaal van Kamp Dachau over hem te vinden, waaruit blijkt dat hij op 21 september 1942 in Amsterdam is gearresteerd. Op zijn kaart in de cartotheek van de Joodsche Raad is aangegeven dat hij op 3 oktober 1942 in barak 58 in Westerbork terechtkwam, waar hij bij de “Vliegende Colonne” werkte. Dat was een groep gevangenen die spoed hand- en spandiensten moesten verrichten in opdracht van de kampleiding, zoals het snel verzamelen van alle op het perron achtergelaten bagage van net aangekomen gevangenen.
Op 16 februari 1943 is Abraham vanuit Westerbork op transport naar Duitsland gezet, waarna hij in Dachau terecht kwam. In de administratie van Dachau is Abraham ingeschreven als "Klempner-Installateur"; te vertalen als zink- en plaatwerker. In dezelfde administratie is vermeld dat Abraham op 13 augustus 1944 Dachau heeft verlaten. Hij is vervolgens in één van de satelliet- of buitenkampen van Dachau terechtgekomen, waar ondergronds werd gewerkt aan de bouw van de Messerschmitt Me-262: het kamp Mühldorf of Mühldorfer Hart. Wat er daarna met hem gebeurd is, is te herleiden door onderzoek van zijn plaats van overlijden. Hij is overleden in Seeshaupt in Duitsland op 29 april 1945; een feit dat door de Oorlogsgravenstichting is bevestigd.
In de geschiedenis van de Duitse kampen heeft Seeshaupt een bijzondere betekenis. Het is een pittoresk dorpje in Beieren met zo’n 4.000 inwoners. In 1945 is dat dorpje onderwerp en getuige geweest van een enorm drama. Wat heeft zich daar afgespeeld?
De "Mühldorfer Todeszug" naar Seeshaupt
In maart 1945 was al duidelijk dat de Duitsers de oorlog aan het verliezen waren. Het Rode Leger rukte op vanuit het oosten. De Amerikanen en de Britten waren in het westen inmiddels de Rijn overgestoken. Ze verplaatsten zich steeds verder naar het midden van Duitsland.
Op 19 en 20 april 1945 werd het treinstation van Mühldorf vernietigd door luchtaanvallen van de geallieerden. Na verschillende geallieerde aanvallen gelastte de Duitse legerleiding de ontruiming van alle in de regio gelegen kampen. Aan de gevangenen van het kamp werd meegedeeld dat zij in veiligheid werden gebracht voor de naderende geallieerde troepen. In werkelijkheid wilden de nazi’s de gevangenen voor de geallieerden verbergen. De gevangenen zelf dachten dat ze nu echt naar hun dodelijke eindbestemming zouden gaan. Zo’n 3.600 gevangenen werden zonder eten en drinken ’s middags op 25 april 1945 in 63 goederenwagons gepropt. Ze vertrokken de volgende ochtend naar een onbekende bestemming in zuidelijke richting. Deze trein wordt de “Mühldorfer Todeszug” genoemd.
De trein stopte op 26 april 1945 in Poing, ten noordoosten van München, als gevolg van een mankement aan de locomotief. De gevangenen werden steeds onrustiger. Ze hadden zonder eten en drinken al een dag op elkaar gepakt in de trein gezeten. De SS-bewakers die met de trein meereisden zetten de treindeuren open en verklaarden de gevangenen dat ze vrij waren. De bewakers verlieten de trein. Toen de gevangenen zich - in eerste instantie aarzelend - naar buiten werkten en de vrijheid tegemoet wilden gaan, werden ze plotseling door een groep met SS-veldpolitie en voormalige kampbewakers van Mühldorf beschoten en weer in de trein gedwongen. Zij hadden er lucht van gekregen dat de gevangenen vrijgelaten zouden worden en waren hier fel tegenstander van. Er werden 50 gevangenen gedood en meer dan 200 raakten gewond. Ter herinnering aan deze gebeurtenis is op het station van Poing een monument geplaatst. Ieder jaar op 26 april worden de slachtoffers herdacht.
Op 28 april zette de trein zich weer in beweging. Het werd nog erger, want op 29 april 1945 volgde een luchtaanval op de trein door een Amerikaans vliegtuig, waarvan de bemanning dacht dat de trein een Duits troepentransport bevatte. Desondanks kon de trein doelloos doorreizen. Een afgesplitst deel van de trein stopte uiteindelijk op 30 april 1945 bij Seeshaupt, zo’n 50 kilometer ten zuiden van München, waar militairen van het 3e leger van generaal Patton de gevangenen eruit haalden. Ze gaven ze eten en drinken, lieten ze in het ziekenhuis opnemen en brachten ze onder bij de bewoners van het dorp. Voor velen was het te laat; ze waren door uitputting, vlektyfus en aan hun verwondingen overleden.[1]
Op 30 april 1945 werden de overledenen in een massagraf in de nabijgelegen bossen begraven en Abraham Polak was één van hen. Op zijn kaart in de cartotheek van de Joodsche Raad is aangetekend dat hij bij de Amerikaanse luchtaanval van 29 april is omgekomen. Gedurende bijna 3 jaar van zijn 23-jarige leven had hij een verschrikkelijke tocht meegemaakt en was hij alsnog 1 week vóór de Duitse capitulatie overleden.
Na de oorlog zijn de overledenen opgegraven en naar kleinere begraafplaatsen in Burghausen (253), Kraiburg (242), Mühldorf (480) en Neumarkt (392) overgebracht. Het is onbekend waar Abraham begraven is. Abraham Polak is niet in een Gedenkboek van de Oorlogsgravenstichting opgenomen.
[1] Zie ook de website van KZ-Gedenkstätte Mühldorfer Hart. Van de gebeurtenissen rondom de doelloze treinreis, de stop in Poing en de bevrijding in Seeshaupt is in 2010 een Duitstalige documentaire gemaakt, getiteld “Endstation Seeshaupt”, geregisseerd door Walter Steffen. Eén van de geïnterviewden in deze documentaire is Louis Sneh, overlevende van de dodelijke treinreis naar Seeshaupt. Louis Sneh is eveneens geïnterviewd door Mathis Chazanov van de Los Angeles Times. Het verslag van het interview met Louis Sneh is op 5 maart 1995 in die krant verschenen.
Gebaseerd op de indexen van het stadsarchief van Amsterdam, gegevens van de Oorlogsgravenstichting, Oorlogsbronnen, de Arolsen Archives en diverse archieven en websites over de gebeurtenissen in Seeshaupt, zoals van het Geschichtszentrum und Museum Mühldorf am Inn.